‘Ik ben sceptisch over mindfulness”, schrijft Ronald Purser, hoogleraar management aan San Francisco State University, in zijn boek McMindfulness. How Mindfulness Became the New Capitalist Spirituality, dat afgelopen zomer uitkwam. Dat is een understatement. Purser maakt de bewuste gemoedstoestand, waarbij de beoefenaar zijn of haar gedachten zonder oordeel op het ‘nu’ richt en daarmee stress hoopt te reduceren, volledig met de grond gelijk. De technieken, de pleitbezorgers, de apps, de lectuur (van mindful eten tot mindful je hond uitlaten), ja, de hele industrie moet eraan geloven. En daar heeft hij goede redenen voor.
Pursers bezwaar is tweeledig. Ten eerste propageert mindfulness een focus op het ‘zelf’ en leidt daarmee volgens hem de aandacht af van stress die voortkomt uit ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de wereld. Bovendien betekent ‘harmonieus’ en ‘zonder oordeel’ leven dat we onze samenleving als een gegeven accepteren. Kritiek op, bijvoorbeeld, het kapitalisme wordt zo door mindfulness ondergraven, betoogt hij.
Moderne mindfulness, die van het World Economic Forum in Davos tot in het wijkcentrum wordt onderwezen, is in de ogen van Purser een gestripte en banale versie van de oorspronkelijke, complexe, boeddhistische leer. Die richt zich juist wél op de wereld en het collectieve lijden om ons heen. De westerse mindfulness vindt hij ten diepste neoliberaal: ieder individu is verantwoordelijk voor zijn eigen mentale gezondheid, los van de onderdrukkende systemen waar hij aan onderworpen is. Ideaal voor werkgevers die klachten horen over stress op de werkvloer – zij hoeven dan niet kritisch te kijken naar de werkomstandigheden, want de werknemers kunnen hun stress zelf mindful te lijf gaan.
Boeddhistische wortels
Het is volgens Purser geen toeval dat mindfulness tot bloei kwam onder het neoliberale wereldleiderschap van de Britse premier Margaret Thatcher en de Amerikaanse president Ronald Reagan.
Jon Kabat-Zinn, de godfather van de moderne mindfulness, introduceerde mindfulness in het Westen. Hij schreef er twaalf boeken over en richtte in 1979 de Stress Reduction Clinic op, aan de universiteit van Massachusetts. „We’re in the business of saving lives”, claimt de website van de instelling, die nu Center for Mindfulness heet. Kabat-Zinn presenteerde mindfulness, ontdaan van de boeddhistische wortels, als zuiver wetenschappelijk onderbouwde oefening. Ook dit is tegen het zere been van Purser, die zelf al decennialang praktiserend boeddhist is.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/05/data45326355-18c663.jpg)
Kabat-Zinns slogan Happiness is an inside job is een prachtig voorbeeld van het maakbaarheidsdenken dat ten grondslag ligt aan zijn mindfulness: we zijn er zelf verantwoordelijk voor om beter met onze emoties, stress en zorgen om te gaan. Purser noemt dat een boodschap als een „ijzeren vuist”, gebracht door een „fluwelen handschoen”. Armoede of discriminatie hebben blijkbaar geen invloed op ons welbevinden, een mindfulnessoefening als heel bewust kauwen op een rozijntje blijkbaar wel. Makkelijk praten als je tot de witte middenklasse behoort.
Wankele argumenten
Tot zover is Pursers kritiek goed gefundeerd. Het wordt iets lastiger om hem te volgen wanneer hij klaagt dat mindfulness ‘niet revolutionair’ is – een belofte die het in de boeddhistische versie nog wel in zich droeg. Mindfulness belooft immers succes in een onrechtvaardige samenleving, zonder die samenleving daadwerkelijk te veranderen, stelt Purser. Dat zal zo zijn, maar hoe redelijk is het om te veronderstellen dat alle beoefenaars van mindfulness het kapitalistische systeem omver moeten willen helpen? Kopstukken als Kabat-Zinn pretenderen ook helemaal niet dat deze vorm van stressreductie revolutionair zou zijn.
Pursers bezwaren worden steeds wankeler. Zo noemt hij het risico dat beoefenaars van mindfulness zich terugtrekken in hun eigen wereld en particuliere identiteit. Dat is volgens hem precies wat de „neoliberale machtsstructuur” wil. Dat begint op een samenzweringstheorie te lijken. Mindfulness voor scholieren keurt hij vervolgens af omdat het raciale stereotypen in stand houdt: witte docenten leren mindfulness aan scholieren van kleur met gedragsproblemen. Het is dan dankzij de goedheid van deze „heldhaftige missionarissen” dat mensen die het minder getroffen hebben in het leven gered kunnen worden, sneert Purser. Het is een valide punt dat jongeren van kleur zich gerepresenteerd zouden moeten zien in alle lagen van de bevolking. Zij zouden zich ook moeten kunnen herkennen in een, laten we zeggen, huisarts met een donkere huidskleur. Maar als ze dat niet kunnen, moet de schuld toch niet bij de geneeskunde worden gelegd.
De meest vergaande aanklacht van Purser tegen mindfulness is een vergelijking met de nazi’s
De meest vergaande en – onbedoeld – grappigste aanklacht van Purser tegen mindfulness is een vergelijking met de nazi’s. Volgens Purser is het een naïeve aanname dat spirituele beoefening gegarandeerd progressief denken bevordert. Heinrich Himmler was immers een fan van yoga en meditatie, hij zette zelfs retraites op voor elite-SS’ers! Wie nu nog aan mindfulness doet, sluit de ogen voor het gevaar van het fascisme, of zoiets. De vergelijking doet denken aan de zogenoemde Wet van Godwin: die stelt dat naarmate een (online) discussie langer duurt, de kans op een vergelijking met de nazi’s of Hitler steeds onvermijdelijker wordt.
Maar wat McMindfulness vooral mist, zijn de ervaringen van mensen die Pursers kritiek zouden kunnen onderschrijven: bijvoorbeeld een alleenstaande moeder met drie kinderen en twee banen die te horen heeft gekregen dat de stress die ze ervaart niet te wijten is aan haar leefomstandigheden, maar aan haarzelf. Of de medewerker die van zijn baas hoort dat hij geen stress hoeft te voelen zolang hij maar mindful is. Nu blijft het bij een theoretische analyse van een ‘ouderwetse’ boeddhist die lijdzaam toeziet hoe de commercie er met een banale versie van zijn levensbeschouwing vandoor gaat.
Dat stress niet normaal is, of je eigen schuld, en dat het een neoliberale aanname is dat wij onze stress zelf kunnen ‘managen’ door mindful te zijn, zijn plausibele stellingen. Die hadden heel goed zonder Pursers grotesk weeklagen gekund.