Aantal personenauto’s stijgt naar 8,5 miljoen

Een kleine eeuw geleden reden er nog slechts 41.000 auto’s rond in Nederland. Tegenwoordig zijn er ruim tweehonderd keer zoveel auto’s.
Een file op de vrijdag voor Pinksteren in 1963 bij het toenmalige verkeersplein Oudenrijn nabij Utrecht.
Een file op de vrijdag voor Pinksteren in 1963 bij het toenmalige verkeersplein Oudenrijn nabij Utrecht. Foto Co Zeylemaker/ANP

Het aantal personenauto’s in Nederland is dit jaar gestegen naar ruim 8,5 miljoen. Dat zijn er ruim tweehonderd keer zoveel als in 1927, het eerste jaar waarin de hoeveelheid auto’s werd geteld. Dat blijkt donderdag uit historisch onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Het aantal auto’s steeg na het einde van de Tweede Wereldoorlog pas echt door. Zo werd de grens van 100.000 auto’s gepasseerd in 1949 en reden er in 1965 voor het eerst een miljoen auto’s rond in Nederland. Dat aantal was vier jaar later al verdubbeld door een verdrievoudiging van het woon-werkverkeer. Dat kwam met name door woningnood, de spreiding van industriebedrijven en de afnemende agrarische werkgelegenheid, schrijft het CBS. De afgelopen vijf jaar steeg het aantal auto’s met bijna 600.000.

De hoeveelheid auto’s in Nederland is de afgelopen decennia ook in relatieve zin sterk gegroeid. In 1950 reden er nog 12 personenauto’s per duizend inwoners rond, twintig jaar later waren dat er 153 en rond de eeuwwisseling lag dat aantal op 400. Begin 2019 stond de teller op 494 auto’s per duizend inwoners. Dat is bijna een personenauto op elke twee inwoners, aldus het CBS dat de cijfers corrigeerde op de bevolkingsgroei.

Het statistiekbureau houdt ook het aantal elektrische auto’s bij. Begin 2019 telde Nederland in totaal bijna 139.000 (deels) elektrische auto’s. Het aantal volledig elektrische auto’s is de afgelopen vijf jaar bijna vertienvoudigd naar ruim 44.000, bleek eerder dit jaar.