P.C. Hooft-prijs voor Maxim Februari

Letterenprijs De jury prijst de stijl waarin filosoof, jurist en kunsthistoricus Februari columns en boeken schrijft. De invloed van technologie op de mens is een van zijn thema’s.

Maxim Februari wil zichzelf nog wel eens aanduiden als „onnozele stukjesschrijver”.
Maxim Februari wil zichzelf nog wel eens aanduiden als „onnozele stukjesschrijver”. Foto Merlijn Doomernik

Filosoof en jurist Maxim Februari ontvangt de P.C. Hooft-prijs 2020. De grootste jaarlijkse oeuvreprijs in de Nederlandse letteren gaat komend jaar naar de schrijver en NRC-columnist, die met zijn stijl „een effectieve dam [opwerpt] tegen eenduidigheid, stelligheid en onwrikbaar gelijk”, aldus de jury. Dat maakte het bestuur van de Stichting P.C. Hooft-prijs deze dinsdagochtend bekend.

Februari (Coevorden, 1963) ontvangt de erkenning voor zijn beschouwend proza, waaraan de P.C. Hooft-prijs eens in de drie jaar wordt toegekend – in 2017 was NRC-columnist Bas Heijne de vorige laureaat. Eerder werden de opiniërende columns van Februari bekroond met de J.L. Heldringprijs 2018, hij ontving in 2008 de Kellendonkprijs en afgelopen week nog werd hem de C.C.S. Crone-prijs toegekend voor zijn oeuvre dat „de waarde van literatuur voor onze veranderende wereld aantoont”. Februari schreef ook enkele hooggewaardeerde romans.

‘Ironie en zelfspot’

De jury van de P.C. Hooft-prijs spreekt van een „vanzelfsprekende bekroning” en prijst Februari allereerst om zijn stijl. Die stijl biedt „de vormen die ironie mogelijk maken zonder te verworden tot sarcasme en niet in de laatste plaats zelfspot zonder dat die verwordt tot ijdelheid”. Die stijl, glashelder en toch met de nodige dubbelzinnigheid, belichaamt Februari’s eigenzinnige benadering van de wereld, waarin het denken over recht en schoonheid centraal staat. In dat thema is een echo te ontwaren van de drie disciplines waarin Februari een universitaire graad behaalde: het recht, de filosofie en de kunstgeschiedenis.

Lees hier de meest recente column van Maxim Februari: De schuld groeit met de dag, en ik krijg zin in onschuld

Februari, die zichzelf nog wel eens wil aanduiden als „onnozele stukjesschrijver”, geldt als invloedrijk denker op het snijvlak van die vakgebieden. De laatste jaren schrijft hij toonaangevend over de invloed van technologie, digitalisering en data-aggregatie op privacy en de democratie – en zo op het welzijn van de mensheid. Automatisering, zo laat hij in zijn scherpe columns zien, leidt niet alleen tot leuke technologische foefjes of gemak, maar zorgt er ook voor dat afwegingen en zelfs besluiten niet meer door mensen gemaakt worden, maar door machines. De uitlevering van het recht aan techbedrijven bedreigt de rechtsorde, juist omdat algoritmes niet menselijk zijn: „Data-interpretaties zijn rationaliseringsprocessen en rationaliseringsprocessen zijn niet meer dan hulpmiddelen”, schreef hij in mei 2016 in een column, onlangs opgenomen in zijn boek De onbetrouwbare vertelling.

Over de al te grote bepaaldheid van data en de invloed van het grootkapitaal op moraal gaat ook Februari’s bekendste werk, de roman Klont (2017), die waarde heeft als literaire fictie en als beschouwend proza. De literaire taal is gelaagd, energiek en niet zelden humoristisch, en de essayistische kanten van het romanverhaal zijn pregnant, doordat Februari een licht cynisch, licht ironisch, maar niets verhullend licht werpt op de huidige westerse wereld. Datzelfde geldt voor de roman De literaire kring (2008), dat genomineerd werd voor diverse literaire prijzen: daar draait het om de gegoede Nederlandse elite, die zich ontworstelt aan de verantwoordelijkheid voor een gifschandaal in een derdewereldland. Februari baseerde zich op het ‘glycerineschandaal’ uit de jaren negentig, waarbij een Nederlands bedrijf vervuilde medische grondstoffen naar Haïti exporteerde en wegkwam met een lage sanctie.

Lees ook een interview met Maxim Februari bij het verschijnen van ‘Klont’: ‘Het leven is niet goudomrand’

Impact technologie

Tegenwoordig is de impact van technologie op de maatschappij min of meer zijn hoofdonderwerp – iets wat bij uitstek hoort tot de expertise van Februari, die twee decennia geleden een filosofisch proefschrift schreef over de verhouding tussen het economische en het morele subject. Het proefschrift onderscheidde zich onder meer door een literaire vorm: het werd uitgegeven als Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek, onder de twee namen M. Februari & Marjolijn Drenth. Net als in Februari’s eerste boek, de postmodern-experimentele roman De zonen van het uitzicht (1989), waarin de verteller wisselde tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid en diverse namen, was dat een toonbeeld van een ‘meervoudige identiteit’. In Maxim Februari (pseudoniem van Max Drenth) huist tegelijk een moraalfilosoof en een literair auteur, en die twee verschillen niet wezenlijk – zo kun je die ‘meervoudige identiteit’ opvatten, maar ook breder, als leidende gedachte in zijn oeuvre: de mens is niet tot één categorie te reduceren.

Transseksualiteit

Heel direct kwam die overtuiging naar voren in De maakbare man. Notities over transseksualiteit (2013), waarin Februari schreef over (zijn eigen) geslachtsverandering. „Onbedoeld is het een pleidooi voor literatuur”, zegt de jury van de P.C. Hooft-prijs nu in het rapport: het gaat in de literatuur immers om de meerduidigheid van de menselijke identiteit. „Alleen al voor dit boek had Februari de P.C. Hooft-prijs verdiend”, meent de jury – dat terwijl Februari het slechts met lichte schroom tot zijn oeuvre rekent.

Lees ook: Maxim Februari stortte als zomergast schoonheid over de kijker uit, volgens tv-recensent Arjen Fortuin

Toch is De maakbare man binnen zijn denken en schrijven allerminst een Fremdkörper: het raakt op vele manieren aan zijn hoofdthema: regels en wetten die vrijheden beknotten in plaats van ze te bevorderen. Door te schrijven over transseksualiteit schreef Februari over privacy en zelfbeschikking, en stipte hij ook, met gevoel voor ironie en understatement, de oorsprong van zijn schrijverschap aan: „Het was niet eens zo’n gekke noodoplossing om mijn leven verder schrijvend door te brengen. Zo kon ik het gesprek aangaan zonder geïncarneerd te zijn, en dus zonder dat mijn gesprekspartners er steeds opnieuw aan werden herinnerd in welke sekse ik was geboren.”