Het Openbaar Ministerie gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechter in de zaak rond de dood van de Rotterdamse scholiere Hümeyra. Dat heeft justitie dinsdag laten weten. De verdachte, Bekir E., kreeg vorige week veertien jaar cel en tbs voor doodslag. Het OM vindt dat er sprake was van moord. Daarom had de aanklager twintig jaar cel en tbs geëist.
Justitie wijst er onder meer op dat E. (32) Hümeyra, zijn zestienjarige ex-vriendin, regelmatig met de dood heeft bedreigd. Ook reed hij op de ochtend van de schietpartij al in de buurt van Hümeyra’s school, waar hij haar later die dag zou doodschieten. E. vroeg mensen op straat hoe laat de school uit zou zijn. Dat E. daarnaast een pistool bij zich had, duidt volgens het OM ook op een voorbedacht moordplan.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/11/data51839825-403db8.jpg)
Hümeyra kreeg in 2017 een relatie met E. Ze verbrak de relatie na niet al te lange tijd, waarna E. haar begon te stalken. Op 18 december vorig jaar ging E. naar Hümeyra’s middelbare school in Rotterdam-West, waar hij haar achtervolgde richting het fietsenhok. Daar schoot hij haar met zes kogels dood. E. werd naast doodslag schuldig bevonden aan verboden wapenbezit.
Volgens de rechtbank duidt het bewijs erop dat E. geen vooropgezet plan had Hümeyra te vermoorden. „Er zijn sterke aanwijzingen dat de verdachte impulsief heeft gehandeld in boosheid en opwinding en niet na kalm en rustig beraad”, aldus de rechters vorige week.