De symbolische scènes van de week lagen voor de hand. Al vroeg ik me wel af of je het verhaal dan niet versimpelde.
Aan de ene kant zagen we Klaas Dijkhoff in coltrui, die toegaf dat hij fout zat met zijn wachtgeld en onkostenvergoeding. Aan de andere kant: mensen met een minimuminkomen, overwegend zwart, die op de tribune van de Kamer een gezicht gaven aan het overheidswangedrag in de toeslagenaffaire.
Snelle conclusie: die man in die coltrui was voorgetrokken.
Maar mij leek dat in die voorstelling van zaken, de beschermde politicus versus de vertrapte kleine man, een cruciale factor ontbrak.
Een factor die de hele week onbenoemd bleef, want dat zou de comfortabele positie van de vele deelnemers aan dit ‘debat’ hebben ondermijnd.
Maar feit is dat een groot deel van de Nederlandse kiezers, rechtse kiezers én linkse kiezers, al decennia applaudisseren als een politicus een verhevigde jacht op misbruik of fraude met uitkeringen aankondigt.
Argwaan voor De Ander is een politiek verdienmodel geworden.
Het Kamerlid Eppo Bruins (ChristenUnie) bracht het deze week het beste onder woorden: de overheid is burgers, vooral bepaalde burgers, als verdachte gaan behandelen.
En dus behandelen burgers, vooral bepaalde burgers, nu de overheid als verdachte. Vandaar de logische gretigheid waarmee mensen hun woede koelen op integriteitsschendingen van politici.
En je kunt hier eindeloos mee doorgaan, er is altijd een Ander te vinden om wantrouwen op te fixeren, maar misschien heeft het meer zin deze spiraal van argwaan te doorbreken.
Daar gaat alleen wel een vraag aan vooraf – want waarom geloven mensen zo graag dat zich achter elke boom een uitkeringsfraudeur verschuilt?
Vanzelf begon ik woensdag tijdens het toeslagendebat onder ‘uitkeringsfraude’ te zoeken in het parlementaire archief. En je verzint het niet, maar de eerste naam die ik tegenkwam – de databank van de Parlementaire Monitor gaat terug tot 1995 – was die van toenmalig staatssecretaris van Sociale Zaken Robin Linschoten (VVD).
Inderdaad: dat is de Robin Linschoten die twee jaar geleden tot enkele maanden gevangenisstraf werd veroordeeld wegens belastingfraude.
Het ging om een debatverslag uit december 1995 met Kamerlid en toenmalig coalitiegenoot Saskia Noorman-den Uyl (PvdA). Linschoten wilde hard optreden tegen mensen die een kleine fout begingen, en Noorman-den Uyl vroeg hem naar het voorbeeld van iemand die zijn baan verliest omdat hij 25 gulden leent en vergeet een briefje achter te laten.
Linschoten vond dit voldoende „verwijtbaar” – „de hoogte van het bedrag is niet relevant” – om zijn uitkering te korten.
Zo is dit land dus al 25 jaar bereid de zwaarste sancties voor de futielste vergrijpen op te leggen.
Noormans vader, PvdA-leider Joop den Uyl, verzette zich hier in de jaren zeventig tegen, in fameuze debatten met VVD-voorman Wiegel. Wiegel won. Zijn argument – dat je de verzorgingsstaat ondermijnt als je misbruik ongemoeid laat – werd in de jaren negentig ook gemeengoed in de PvdA.
En zoals dat gaat: daarna zwenkte het debat verder naar rechts. In 1998 klaagde het extreemrechtse Kamerlid Elshout (CD) over „massale fraude van minderheden”. En toezichthouders, zoals de Rekenkamer in 2000, rapporteerden dat uitkeringsfraude te weinig werd aangepakt.
Dus in 2003, kort na de zege van Fortuyn, gelastte de jonge staatssecretaris Mark Rutte (Sociale Zaken, VVD) gemeenten specifiek onderzoek te doen naar uitkeringsfraude onder Somaliërs; later veroordeelde de rechter dit als aanzetten tot discriminatie.
Nadat Wilders zich in 2004 afsplitste van de VVD, werd de toon giftiger. De PVV eiste in 2007 levenslange stopzetting van een uitkering na fraude. VVD en PVV vroegen dat jaar samen in de Kamer zo nodig „etnische achtergrond” te betrekken bij fraudeonderzoek.
Dus je had politici die zich de laatste maanden keerden tegen etnisch profileren van de Belastingdienst in de toeslagenzaak. Maar feit is dat de grootste twee partijen van de huidige Kamer dit twaalf jaar geleden al bepleitten.
En in 2011, tijdens Rutte I, de gedoogcoalitie met de PVV, voerde staatssecretaris De Krom (Sociale Zaken, VVD) de strengheid verder op. Wie misbruik van een uitkering maakte moest verdubbeld terugbetalen. Ook toeslagen voor bijvoorbeeld kinderopvang. Als burgers te laat of bij vergissing verkeerde informatie verstrekten, volgden „sancties”.
De toeslagenaffaire zat ook hierin aangekondigd: het gemak waarmee hoogopgeleide politici aan gewone burgers onredelijke eisen oplegden, en daarbij hun zelfredzaamheid overschatten – zodat ze door toedoen van de overheid ook in de schulden werden gedrukt.
En het ontluisterende was: intussen bleef al die jaren ongewis of de uitkeringsfraude ook groeide. In 1995 kon het WODC van het ministerie van Justitie daar „geen betrouwbare uitspraken” over doen. In 1999 schreef Sociale Zaken hetzelfde. Soms meldde een bewindspersoon daarna een stijging, dan weer een daling. Zo bleef het diffuus, tot en met dit jaar.
Het maakte in zoverre niet meer uit dat ook de linkse partijen, GroenLinks uitgezonderd, strenger werden. In 2004 keerde Jan Marijnissen (SP) zich tegen „het tillen van de sociale kassen”, hoe „moeilijk” mensen het financieel ook hadden. In 2009 klaagde Karabulut (SP) dat misbruik beneden de 6.000 euro niet vervolgd werd. In 2010 toonde toenmalig Kamerlid Hans Spekman (PvdA) „begrip” voor weerstand tegen alle controle. „Maar wij moeten doorzetten.”
Evengoed was het dezelfde Spekman die de contouren van de toeslagenaffaire al in 2010 schetste toen hij sprak van een „toeslagenfabriek” waardoor „administratief onbekwamen” door de overheid werden gedwongen „grote schulden” te maken.
Maar toen in 2013 de Bulgarenfraude uitbrak, waarbij Bulgaren zorgtoeslagen in hun vaderland pinden, riep ook de PvdA in de Kamer op tot „een drastische aanpak”. Het was, achteraf, voor de Belastingdienst een extra motivatie om mensen met toeslagen als potentiële fraudeur te benaderen.
Ziehier de politiek van Nederland: over vrijwel de volle breedte zijn de vaak zwakste burgers decennia als verdachte behandeld, ook al was er geen bewijs voor structurele groei van uitkeringsfraude.
Dus de politiek én de kiezer mogen best eens naar zichzelf kijken.
Natuurlijk kunnen we het hebben over de integriteit van politici, dat is goed voor ze. Zeker voor VVD’ers als Dijkhoff, die de schappelijke behandeling kregen die zoveel mensen met een uitkering moesten missen. Maar ook de VVD als partij: haar verscherpte retoriek bracht wel veel controle maar verder weinig goeds.
Een houding die sinds begin deze eeuw vaak is gesteund door links, en verergerde door de PVV.
En je kunt dit die partijen verwijten, maar het echte onderwerp is natuurlijk groter. Dit gaat niet alleen over politieke integriteit, dit gaat over nationale integriteit. Dit gaat over massa’s kiezers van bijna alle politieke gezindten die van politici eisten dat onschuldige mensen op geen enkele schappelijkheid konden rekenen.
Dus er verandert pas iets als het land, niet alleen de politiek, in staat is dit debat op te tillen naar iets hogers. Naar een gesprek over het onvermogen mensen op hun woord te geloven. Over de behoefte altijd naar De Ander te wijzen. Over vertrouwen dat je pas krijgt als je het kunt geven.
Correctie (7 december 2019): eerder stond Liesbeth Noorman-den Uyl geschreven waar Saskia Noorman-den Uyl werd bedoeld. Ook spraken Noorman-den Uyl en Linschoten niet over het lenen van 25 euro, maar over 25 gulden. Die zaken zijn hierboven gecorrigeerd.
Luister ook naar deze aflevering van onze podcastserie NRC Vandaag: Wie doodt het monster van de toeslagen?
U kunt zich ook abonneren via Apple Podcasts, Stitcher, Spotify, Castbox of RSS.