Opinie

De echte wereld

Bas Heijne

Je ziet steeds meer – op je telefoon, je laptop, je horloge – maar hoe beleef je wat je ziet? NRC publiceerde een tijdje terug een aantal indringende foto’s van Annabel Oosteweeghel van mensen die in Nederland in armoede leven. Om de afstand tussen ‘ons’ en ‘hen’ te verkleinen.

Lukte dat?

Marloes van Dam, een 34-jarige alleenstaande moeder en een van de geportretteerden, noemt armoede „een andere wereld waarvan je het bestaan niet weet”. Zijzelf had ook geen idee. Totdat ze zelf in die andere wereld belandde.

Foto’s kunnen het geweten prikkelen, je betrokkenheid vergroten. Dat schreef Susan Sontag al in haar klassieke essay Over fotografie. Maar ze maken wat indringend is, gek genoeg ook meteen vluchtig, oppervlakkig. Vandaar Sontags stugge argwaan ten opzichte van het medium.

Met een virtual reality-bril zag ik eens een reportage over Syrische vluchtelingen die met hun bootjes aankwamen op een Grieks eiland. Angst, hulpeloosheid, doodsbange kindergezichten, bijna kapseizende bootjes, ik stond er ineens met mijn neus bovenop. Emotioneel was het onthutsend. Ik zette trillend mijn VR-bril af.

Daarna gingen we aan de borrel.

Iemand die er verstand van had, vertelde me later dat na het zien van zo’n driedimensionale reportage mensen bereid zijn om veel en veel meer te doneren dan wanneer ze er een artikel over lezen, of zelfs wanneer ze beelden ervan op het Journaal zien. Maar lang duurt die vrijgevigheid niet. De gevoelde betrokkenheid is even hevig als kortstondig.

Misschien is dat de reden waarom iedereen zich voortdurend opwindt, maar er bar weinig verandert.

Kortgeleden liep ik in Parijs Samir tegen het lijf. Ik had hem deze zomer gesproken op een buurtborrel, een twintiger in pak met stropdas. Nu schrok ik. Hij zag er onverzorgd uit. Zijn jonge gezicht was bleek en pafferig.

Niet goed, zei hij toen ik hem vroeg hoe het ging.

In een café vertelde hij me over zijn neergang. Hij werkte als receptionist in een hotel, meestal ’s nachts, want dat betaalde meer, 12,50 euro per uur.

Door zijn hoge huur had hij een belastingschuld van een paar duizend euro opgebouwd. Er werd voor een deel beslag gelegd op zijn inkomsten. Daardoor kon hij zijn piepkleine appartement niet meer betalen. Iets nieuws vinden was onmogelijk, ook in de banlieues. Door zijn achternaam bleven heel wat deuren van particuliere verhuurders gesloten. Eisen stellen was er voor hem niet bij.

Door de stress, vertelde hij, was hij nu ook zijn baan kwijt. Vaak slaapt hij bij vrienden, maar even vaak brengt hij de nacht door op straat.

Ik vraag soms voorbijgangers om geld.

Ik schaam me daarvoor. Maar ik doe het wel.

Hij begon te huilen. Die middag in het Parijse café was de ‘andere wereld waarvan je het bestaan niet weet’, de wereld van de armoede, de echte wereld. Niet langer statistiek, of een artistieke foto in de krant.

Toen ik later richting huis liep, was het zijn schaamte die me achtervolgde.