Jaar in jaar uit breidden academische centra hun capaciteit uit. Er waren noodoproepen, Kamervragen. Een halfjaarlijks overleg op het ministerie van VWS. En eind vorig jaar een ‘kwartiermaker’ die de transgenderzorg uit het slop moest trekken.
Het blijkt allemaal niet genoeg. De wachttijden, al jaren hét probleem van de transgenderzorg, zijn nog steeds niet gedaald, blijkt uit een voortgangsrapportage die minister Bruno Bruins (Medische Zorg, VVD) woensdag naar de Tweede Kamer stuurde. Vanaf het moment dat iemand zich aanmeldt bij een genderpoli tot het eerste contact met een psycholoog zit gemiddeld 41 weken. Tussen dat intakegesprek en de psychologische behandeling zit gerust nog een halfjaar.
Het aantal weken wachten tot de intake bij de grootste zorgaanbieder, het Amsterdam UMC, ligt zelfs op 77. Dat is nog een vooruitgang: in juni moest iemand nog 103 weken wachten op een eerste gesprek. De Treeknorm, de afgesproken maximale wachttijd in de geestelijke gezondheidszorg (ggz), ligt op 4 weken. GroenLinks gaat opnieuw vragen stellen aan Bruins. Het mandaat van de kwartiermaker, dat eind dit jaar zou aflopen, is anderhalf jaar verlengd.
De wachtlijsten worden maar niet korter omdat de vraag onafgebroken blijft stijgen. Alleen al de laatste vier maanden kwamen er meer dan driehonderd wachtenden bij, een stijging van ruim 10 procent.
Meer behandelplekken
Intussen wordt druk gewerkt aan meer behandelplekken. Begin 2020 opent het Radboud UMC in Nijmegen een gendercentrum, het derde academische ziekenhuis naast het Amsterdam UMC en UMC Groningen, allereerst voor 18-minners. Voor hen is de nood het hoogst: in de pubertijd zien zij hun lichaam de ‘verkeerde kant’ op veranderen. Depressie en suïcide komt aanzienlijk vaker voor onder deze jongeren. Wachttijden werken die mentale problemen in de hand.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/04/data43261889-d9b760.jpg)
Het UMC Radboud zegt in 2020 nog geen operaties te kunnen uitvoeren. De zelfstandige Genderclinic in Bosch en Duin en de Stichting Genderzorg in Velsen gaan vanaf dit najaar wel opereren. UMC Groningen is ook van plan volgend jaar uit te breiden, maar nog niet voor jongeren.
Met 14 procent stijgt de capaciteit van zorgaanbieders volgend jaar harder dan de vraag. „Maar waarschijnlijk niet voldoende”, zegt kwartiermaker Michiel Verkoulen van adviesbureau Zorgvuldig Advies. Alleen al in Amsterdam staan veertienhonderd mensen op de wachtlijst. „Onze boodschap is dan ook: er is veel beweging, maar we zijn er nog niet.”
Een hindernis minder
Wel is deze week een hindernis weggenomen: de somatische zorgstandaard werd gepubliceerd, met de eisen voor goede transgenderzorg. Zeven beroepsorganisaties en belangenorganisatie Transvisie onderhandelden drie jaar over deze kwaliteitsstandaard; de opvattingen lagen ver uiteen. Een psychische standaard kwam er al in 2017.
De standaard maakt het makkelijker voor nieuwe zorgaanbieders om te starten. Tot nu toe belden zorgverzekeraars nogal eens met het expertisecentrum in het Amsterdam UMC om advies te vragen over het contracteren van een nieuwe aanbieder. Die scheidsrechterrol, waar het Amsterdam UMC vanaf wil, heeft volgens sommige partijen de ontwikkeling van transgenderzorg vertraagd.
Voorzitter Lisa van Ginneken van Transvisie is redelijk tevreden over de nieuwe standaard, bijvoorbeeld over de grotere rol voor huisartsen. Zij mogen nu ook expliciet nazorg bieden bij een hormoonbehandeling. Voorheen was dat voorbestemd aan endocrinologen, maar daarvan zijn er niet zo veel. Ook is Van Ginneken blij dat transmannen voortaan al vóór hun achttiende hun borsten mogen laten verwijderen. „Heel belangrijk voor de sociale transitie.”
De rol van de psycholoog blijft nog steeds groot. Die bepaalt of iemand ‘genderdysforie’ heeft, en of die mag starten met het medische traject. Daar gaat een maandenlang traject van gesprekken aan vooraf. Endocrinologen en chirurgen krijgen zo de zekerheid die ze willen voor een onomkeerbare ingreep.
„In het buitenland zie je steeds vaker klinieken die nauwelijks een breed psychologische onderzoek doen”, zegt Van Ginneken. „Die vragen alleen: ben je in staat zelf te beoordelen welke behandelingen je wil en snap je wat die inhouden? Zo ja, dan mag je door. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt aanvullend onderzoek gedaan. In Nederland is het andersom: alleen in uitzonderlijke gevallen fiets je snel door de diagnostische fase heen.”
Dat dit diagnostische traject als te lang wordt ervaren, blijkt deze week ook uit een onderzoek naar de ervaringen van 1.237 transgenders, een boven verwachting hoge respons, dat werd uitgevoerd door Zorgvuldig Advies, patiëntenvereniging Transvisie en wetenschappers van het Amsterdam UMC en het Radboud UMC. Het is voor het eerst dat een dergelijk onderzoek op deze schaal werd uitgevoerd.
Naast het onderzoeken van een korter diagnostisch traject, roept de kwartiermaker op tot het inkopen van meer zorg – door verzekeraars, maar ook gemeenten, waar de ggz voor adolescenten onder valt – al wordt de krapte in de zorg erkend. Er blijkt ook meer maatwerk nodig. Veel transgenders vinden dat het traject nog te veel hangt aan protocollen, terwijl de wensen van transmannen, transvrouwen en non-binaire personen sterk verschillen.