Het is Tweede Kamerlid Joël Voordewind (ChristenUnie) die halverwege de avond ineens de andere drie coalitiepartijen van Rutte-III onrustig maakt. Bij de interruptiemicrofoon in de grote debatzaal blijft hij premier Mark Rutte (VVD) maar vragen hoe het kan dat de vorige minister van Defensie, Jeanine Hennis (VVD), in juni 2015 aan de Tweede Kamer had laten weten dat er – voor zover bekend – geen burgerdoden waren gevallen bij bombardementen van Nederland boven Irak in de strijd tegen IS.
Rutte heeft dat schriftelijke antwoord van Hennis dan al een paar keer „een fout” genoemd, maar „geen leugen” zoals SP, PVV en Denk het steeds noemen. „Want dan bedenk je er een motief bij dat er niet was.” Nu wil Voordewind dat er een „reconstructie” komt. Het moet toch te achterhalen zijn hoe Hennis bij dat antwoord kwam? Rutte blijft zeggen dat dit al drie weken lang „ambtelijk” was geprobeerd, maar zonder succes. „Het is níet te reconstrueren.”
Als Voordewind, zichtbaar gespannen, terugloopt naar zijn bankje wordt hij aangesproken door een VVD-collega – wat is dit?
De VVD’ers hadden het op hún beurt minister van Defensie Ank Bijleveld (CDA) in elk geval een béétje moeilijk willen maken. Kamerlid André Bosman wil van haar weten waarom ze in het vorige debat over het bombardement zo nadrukkelijk was uitgegaan van zeventig, of in elk geval „heel veel” burgerslachtoffers. Het ziet er bedacht uit: de VVD vraagt om een nederige houding van Bijleveld, waarmee ze zou kunnen goedmaken dat ze eerder veel van de verantwoordelijkheid had afgeschoven op Hennis. Bijleveld is overduidelijk van plan om dat te doen. Alleen: ze vergeet de vraag van Bosman en komt er pas na middernacht, helemaal aan het eind van het debat, op terug: „Ik ben het helemaal met u eens.” Ze had dat niet zo moeten doen, vindt ze nu.
Tegen die tijd noemt Voordewind de „fout” van Hennis alleen nog maar „opmerkelijk”, hij komt niet met een eigen motie en steunt zelfs niet het SP-voorstel voor een ‘parlementaire ondervraging’: om na te gaan wat er ambtelijk en politiek is misgegaan na het bombardement op de Iraakse stad Hawija.
Militaire acties geheim
Rutte antwoordt de Kamerleden vol zelfvertrouwen. „Staatsrechtelijk gezien”, zegt hij steeds maar weer, wist hij in het voorjaar van 2016 dat er waarschijnlijk burgerdoden waren gevallen bij de aanval op Hawija. Toen waren zijn ambtenaren er in elk geval van op de hoogte. Maar hij had er „geen herinnering” aan en „ik kan geen herinnering faken die ik niet heb”. Rutte zegt dat het verder ook niet uitmaakt: als hij het wel had geweten, zou hij het niet aan de Tweede Kamer hebben verteld. Dát was toen de afspraak: militaire acties die nog werden uitgevoerd, waren geheim.
Verwarring ontstaat er over het getal van zeventig doden, door het Amerikaanse opperbevel Centcom schriftelijk bevestigd aan NRC. Bijleveld zegt eerst dat Centcom haar bij navraag heeft laten weten dat het aantal doden nooit is vastgesteld en dat de woordvoerder van Centcom tegen NRC „afweek van de officiële conclusies.” Na afloop van het debat noemt Rutte het aantal van 70 tegen BNR radio „geen relevant getal” en „een gerucht”.
De oppositie maakt het Rutte niet eens echt moeilijk met feiten die Tweede Kamerlid Bram van Ojik (GroenLinks) naar boven heeft gehaald: op 19 juni 2015, tien dagen nadat Hennis was gebrieft over de schade door het Nederlandse bombardement, stuurde het kabinet-Rutte II een brief aan de Tweede Kamer over verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de anti-IS-coalitie in Irak. „Was het verlengen van de missie belangrijker dan het vertellen van de waarheid?”, vraagt Jesse Klaver.
Het is nu in elk geval zeker dat er in juni in de ministerraad is gesproken over de Nederlandse acties in Irak. Ook over de burgerdoden? Nee, zegt Rutte. En: „Er is geen doofpot.”
Hij komt ook fel op voor de PvdA-ministers uit zijn vorige kabinet. Bert Koenders, toen minister van Buitenlandse Zaken, en Lilianne Ploumen van Buitenlandse Handel hadden samen met Hennis de brief ondertekend waarin onjuiste informatie stond (géén burgerdoden). Volgens Rutte is het normaal dat ministers alleen kijken naar antwoorden op vragen over hun eigen beleidsterrein, en dit antwoord ging over defensie.
Bijna alle oppositiepartijen lieten hun fractievoorzitter dit debat doen. Maar Lodewijk Asscher van de PvdA was er niet. Die liet het over aan Kamerlid John Kerstens, híj kreeg de kritiek over zich heen van PVV-leider Geert Wilders en van Denk – omdat de oud-PvdA-ministers net als Rutte hebben gezegd dat ze zich niets meer herinneren over burgerslachtoffers. „U heeft honderd kilo boter op uw hoofd”, zei Wilders.
‘Rezjie’ van Hugo de Jonge
Rutte blijft tot het eind ontspannen. Als hij ziet dat Wilders moe wordt, zegt hij: „Ik zie dat de heer Wilders dit onderdeel wat minder interessant vindt.” En als hij over zijn eigen ‘regie-rol’ begint, spreekt hij dat uit als „rezjie”. „Zo zou Hugo de Jonge het zeggen.”
Ank Bijleveld had dit debat drie weken eerder ook al gevoerd en was daar toen niet goed uitgekomen. Nu is ze vanaf het begin nerveus en ook Rutte lijkt er niet helemaal gerust op dat het nu beter gaat. Als zij aan het woord is, draait hij zich naar haar toe – met zijn handen over elkaar – en luistert geconcentreerd. Maar de oppositiepartijen hebben nauwelijks aandacht voor haar. Ook zij komt de hele avond niet in de problemen.
De motie van wantrouwen tegen het hele kabinet, die de SP indient samen met PVV, Partij voor de Dieren, Denk, 50Plus, FVD en eenmansfractie Van Kooten-Arissen, haalt het niet. Jesse Klaver is de hele avond hard geweest voor Rutte, maar wil hem niet weg hebben. Van alle fractievoorzitters is Geert Wilders de hele avond veruit het felst – vooral over de coalitie. Hij citeert ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers die tegen NU.nl had gezegd dat hij, anders dan Rutte, wél zou hebben onthouden of er over burgerdoden was gesproken. Volgens Wilders had Bijleveld „met twinkelende oogjes” Rutte genoemd als iemand die óók wist van de slachtoffers.
„Ik voorspel u dat het einde van dit kabinet nabij is”, zegt Wilders. „Nog even en Nederland kan zeggen: ‘Mark Rutte? Ik heb geen actieve herinnering aan die man.’”