Still uit ‘The Spanish Dancer’ (1923)

Nederlands Silent Film Festival

Concerten bij stille films zijn populair: ‘Haar ogen vertellen me precies wat ik moet spelen’

Klassiek De komende tijd klinkt er vaak live muziek bij oude films. Er is zelfs een festival aan gewijd. NRC sprak erover met drie musici. „Er gaat niets boven de stille cinema.”

Voor de goede orde: stomme film is nooit een stille ervaring geweest, wil pianist en filmbegeleider Daan van den Hurk (1987) maar zeggen. „Wie rond 1925 een bioscoop binnenwandelde, trof voor het doek een orkestbak aan. Daar kon van alles zitten te spelen, van een enkele pianist tot een volledig orkest.”

Sommige zalen beschikten zelfs over een theaterorgel of een zogenaamde Fotoplayer, vertelt Van den Hurk. „Enorme apparaten die van iedere musicus een ronkend eenmansorkest maakten. Piano, orgel, klokkenspel, slagwerk, geluidseffecten. Het zat er allemaal op.”

Muziek bij stomme film. Wie denkt dat het een uitgestorven genre is, komt bedrogen uit. Wereldwijd bestaat er nog altijd een levendige scene van professionele filmbegeleiders. Ook in Nederland is de combinatie muziek en stomme film in zwang. Een greep uit de concertagenda’s: in het Muziekgebouw speelt de Belgische saxofonist-componist Eric Sleichim vrijdag 22 november eigen muziek bij Jean Epstein La chute de la maison Usher. Het Nederlands Blazers Ensemble toert vanaf deze week door het land met een Chaplin-programma. En begin januari vindt in Eindhoven de derde editie plaats van het Nederlands Silent Film Festival (NSFF).

Sfeermuziek

„Met het festival willen we laten zien dat stomme film geen primitieve voorloper van de hedendaagse bioscoopfilm was”, zegt Daan van den Hurk, die in 2018 aan de wieg stond van het NSFF. „Het is een unieke kunstvorm, met een rijke muziekpraktijk. Het clichébeeld is dat er vooral ragtime werd gespeeld bij stomme film, maar in werkelijkheid klonk er van alles.”

Van den Hurk beschrijft een levendige praktijk waarin werd geïmproviseerd, gecomponeerd en gearrangeerd. Dikwijls werkten filmmusici met mood music. Lees: muziek die speciaal voor een bepaalde sfeer werd geschreven. Een liefdesscène of een griezelscène? Componisten als Giuseppe Becce of Albert Ketelbey leverden bijpassende muziek per strekkende meter.

Zelf improviseert Van den Hurk het liefst als hij films begeleidt. Op voorhand werkt hij hoogstens een paar melodieën en thema’s uit, om ter plekke te bepalen wat een film muzikaal nodig heeft. „Ik beschouw de beelden als mijn partituur. In de stomme film zijn de acteurs zo ongelooflijk expressief. Neem een film als The Spanish Dancer [openingsfilm van de komende NSFF-editie, red.]. De hoofdrol wordt gespeeld door de legendarische Pola Negri. Haar ogen vertellen me precies wat ik moet spelen.”

Steampunk

Het beeld als bladmuziek, daar kan componist Micha Hamel (1970) wel inkomen. Al wil het volgens hem niet zeggen dat de muziek de film per se op de voet moet volgen. „Artistiek gezien is het niet zo interessant om rode rozen nog een keer rood te kleuren. Soms werkt het beter om naar een contrapunt te zoeken.”

Voor The Unknown Chaplin, een project van het Nederlands Blazers Ensemble, schreef Hamel muziek bij twee korte Chaplin-films. Een geweldige opdracht: „Geniaal aan Chaplin is dat hij altijd iets menselijks door de tralala heen laat schemeren. Komedie en tragedie schuiven bij hem als het ware over elkaar heen. Dat kunnen alleen de hele groten.”

Neem The Fatal Mallet (1914), negen minuten onversneden slapstick over drie mannen die om een vrouw vechten. Hamel: „Ik dacht, ik kan nu elke stomp op muziek gaan zetten, maar eigenlijk gaat het hier om iets anders. De film is een variatie op de eeuwige, komische, sullige, zinloze strijd om de hand van een mooi meisje. Daar hoort even eindeloze muziek bij. Daar gáán we weer – dat gevoel.” Over contrapunt gesproken.

En dus componeerde Hamel voor The Fatal Mallet een perpetuum mobile van kermisriedels en „showy nachtclubmuziek”, die niettemin alleen in 2019 geschreven had kunnen worden. Zoveel blijkt eens te meer als de hamer uit de titel voor het eerst in beeld komt. Abrupt komt de muziek knarsend tot stilstand op scherpe dissonanten. Meteen weet je: dit wordt hommeles.

„Ik heb een soort steampunk-idee nagestreefd”, zegt Hamel. „Met materialen van toen probeer ik muziek van nu te maken. De muzikale gebaren doen denken aan Chaplins tijd: flarden ragtime, walsjes, Offenbach misschien. Maar de assemblage hangt doelbewust uit het lood. Ik ben niet geïnteresseerd in de perfecte stijlkopie.”

Koortsige blik

Kort maar krachtig, zo zou je de geschiedenis van de stomme film kunnen samenvatten. In amper twintig jaar tijd ontwikkelde het genre zich van een acht minuten durende sciencefictionminiatuur (Georges Méliès’ Le voyage dans la lune, 1902) tot volwaardige speelfilms als Robert Wienes Das Cabinet des Dr. Caligari (1920) of Chaplins The Kid (1921).

Ironisch genoeg werd de kunstvorm op haar hoogtepunt ingehaald door de technologie. In 1927, het jaar waarin Fritz Langs ‘stille’ klassieker Metropolis het licht zag, bracht Warner Bros een van de eerste films met soundtrack uit. The Jazz Singer zou definitief het tijdperk van de zogenaamde talkies inluiden.

En toch: voor de Belgische saxofonist en componist Eric Sleichim, tevens oprichter van collectief Blindman, gaat er niets boven de „stille cinema”. Sinds de jaren negentig maakte hij zeven projecten rond stomme film. Daaronder Jean Epsteins La chute de la maison Usher (1928), die hij in 1998 van muziek voorzag in opdracht van het filmfestival van Gent.

Epsteins film, vrij naar het gelijknamige verhaal van Edgar Allan Poe, geldt als een van de eerste horrorfilms. De plot in vogelvlucht: kasteelheer Roderick Usher wil zijn doodzieke vrouw vereeuwigen in een portret. Maar naarmate haar beeltenis levendiger op het doek verschijnt, wordt zij hoe langer hoe zwakker. „Meesterlijk is hoe Epstein een zeer poëtische draai aan het horrorgenre weet te geven”, zegt Sleichim. „Veel meer dan in Poes verhaal zoomt hij in op de obsessieve liefde van Roderick voor zijn vrouw. De scènes waarin hij haar schildert zijn magistraal. Haar bewegingen in een betoverend slow-motion. Zijn bezeten ogen in close-up. De eerste keer dat we die koortsige blik van Usher zien, laat ik de muziek volledig stilvallen. De kijker moet compleet het beeld in worden gezogen.”

Zelf had Sleichim een soortgelijke ervaring toen hij Usher voor het eerst zag. „Ik had het gevoel dat ik in dat kasteel van Usher rondliep. Die beelden van die enorme hal, het spookachtige wapperen van de gordijnen. Ik kreeg het koud door er alleen al naar te kijken.”

In de livevoorstelling die Sleichim om de film heen componeerde, wil hij eenzelfde gevoel van ruimte realiseren. Er is een subtiel lichtplan. Door ruimtelijk opgestelde luidsprekers klinken op het beeld toegesneden achtergrondgeluiden. Sleichim zelf speelt live op altsax en contrabas-saxofoon (de ‘tubax’), en schakelt waar nodig over op percussie en theremin, een vroeg elektronisch instrument.

Sleichim stelt zich vooral dienstbaar op. „Epstein heeft een film gemaakt die compleet is zonder klank. De muziek moet daarom voelen als een natuurlijk verlengstuk van het beeld. Eigenlijk moet de toeschouwer de muziek nauwelijks nog merken.”