‘Varend voel ik ook in Amsterdam de natuur’

Kajakman Hij peddelde over oceanen naar de meest afgelegen plekken ter wereld. Maar de kajakman van Amsterdam zie je ook in de grachten.

Jaco Benckhuijsen peddelt in zijn kajak naar het Conservatorium aan de Oosterdokskade, waar hij lesgeeft.

Jaco Benckhuijsen peddelt in zijn kajak naar het Conservatorium aan de Oosterdokskade, waar hij lesgeeft.

Foto Simon Lenskens

De kajak waarmee reiziger, musicus en docent Jaco Benckhuijsen de huizenhoge golven trotseerde bij IJsland, Alaska, Papoea-Nieuw-Guinea en Vuurland ligt op de houten vlonder voor het Conservatorium van Amsterdam. Benckhuijsen (54) peddelt op werkdagen regelmatig van zijn huis in de Schinkelbuurt langs de stadsgrachten naar het conservatorium, waar hij lesgeeft.

De kajak is aan de bovenzijde felgeel. De dunne, donkere huid aan zij- en onderkant toont reparatieplekken, als van de binnenband van een fiets. „Voor mij is de kajak het gedroomde vaartuig om de wildheid van de natuur te ondergaan”, zegt Benckhuijsen, terwijl hij uitzicht heeft op het Open Havenfront. „De huid tussen mij en het water is flinterdun. Je voelt de bewegingen van de golven en daarop reageer je. Het is een geweldige ervaring met dit nietige vaartuig de kracht van reusachtige golven te pareren. Het contrast spreekt me aan: de kleine kajak tegenover de grootheid van oceanen of zeeën.” De kajak heeft een diepgang van 10 centimeter en is 4,80 meter lang. In tegenstelling tot een kano is hij van boven waterdicht afgesloten.

Benckhuijsen schreef over zijn reisavonturen het boek Man in het wild. Langs de rafelranden van de wereld. Het is boeiend te lezen wat kajakken zo bijzonder maakt, welke gevaren Benckhuijsen trotseert en hoe hij overleeft in de waterwildernis. „Je beweegt mee met de golven, je ‘leest’ ze”, zegt Benckhuijsen. „Een kajak stelt je in staat plekken te bereiken waar niemand anders komt. Je kunt al je spullen meenemen en wekenlang op pad zijn. Een kajak is erop gebouwd soepel door wild en woest water te glijden of met golftoppen mee te surfen. Je kunt ermee omslaan en met behendigheid van heupen en peddelbladen weer bovenkomen.”

Dat omslaan – eskimoteren – oefent hij vaak, ook in de Amsterdamse wateren. In zijn kajak nam hij alles mee wat nodig is voor zijn survivaltochten: proviand, kookgerei, zeekaarten, water, satellietzender, vuurpijlen in geval van nood, een tent, een kompas.

De ‘randen’ uit de titel zijn vulkanische plekken, waar de krachten van het land en het water elkaar ontmoeten. Bij het boek behoort een zelf gecomponeerde soundtrack en een concert met filmbeelden is in de maak. Soms was hij wekenlang dag en nacht alleen met zijn kajak. Hij sliep op lege stranden, in eenvoudige onderkomens of bij gastvrije mensen thuis. Ook leefde hij, bijna als een antropoloog, tussen de mensen, bijvoorbeeld de Papoea’s of de bewoners van de extreem afgelegen eilandengroep de Aleoeten ten westen van Alaska: „Alleen al het feit dat je met een kajak in hun wereld aankomt, zorgt ervoor dat je het vertrouwen wint. Ik was geen passant of toerist, maar toonde belangstelling.”

Op het strand van Pigeon Island, een klein en zeer primitief bewoond eiland in Papoea-Nieuw-Guinea. Foto Jaco Benckhuijsen

Benckhuijsen groeide op in de veengebieden van Boskoop, met smalle sloten, leegte en stilte om je heen. Daar werd hij verliefd op het kajakken: „Je voelt het meest van de natuur als je er lichamelijk mee in contact komt. Hoewel ik graag in de stad woon, is dat wat ik mis en wat ik terugvind op mijn kajaktochten: de noodzaak van fysieke behendigheid om te kunnen overleven en de zintuiglijke gevoeligheid voor de soms onvoorspelbare wateren met hun stromingen en getijden. Die behendigheid hebben we uit ons bestaan verbannen. In de wildernis ben je aangewezen op jezelf en op de paar spullen die je hebt.”

Mooi is dat, alleen in die donkere watermassa een kijkje op de onbekendere plekken van de stad

Jaco Benckhuijsen Kajakman

Voor de kajakman van Amsterdam is het varen door de grachten een manier om in de stad even de natuur te voelen, vooral als het waait of regent, dan is er niemand op het water. ‘s Nachts heeft hij het idee „als een spook door het water te glijden, langs de huizen. Mooi is dat, alleen te zijn in die donkere watermassa en een kijkje te nemen op de onbekendere plekken van de stad: de grote schepen, de kranen maar ook de duikers en de lage tunnels waar je zo doorheen kunt varen.”

Foto Simon Lenskens

Op de vraag of Benckhuijsen ooit bang was tijdens zijn gevaarlijke tochten, antwoordt hij stellig met ‘nee’. En: „Het is net als de gevaren in het stadsverkeer: je leert ze inschatten en daardoor kun je ze afwenden voordat je in de problemen komt. De natuur heeft geduld, en wij leren daarvan. Ik heb daardoor de filosofie van het meebewegen ontdekt: met eigen fysieke inspanningen de natuurkrachten begrijpen én pareren. Als je ernaar zoekt, kan dat ook in een stad als Amsterdam, gebouwd in een moeras en voorzien van een netwerk van waterwegen, als een labyrint. Ik krijg dan weer een glimp van het gevoel dat ik heb op mijn tochten door de wildernis.”

Jaco Benckhuijsen: Man in het wild. Langs de rafelranden van de wereld. Uitgeverij De Geus, 234 blz. Prijs € 21,50. Inl: maninhetwild.nl