Het rode toerisme in voormalig Oostbloklanden

Reizen Wie communistische standbeelden wil zien, kan in voormalig Oostbloklanden naar speciale parken. Erfgoed uit de Koude Oorlog trekt buitenlandse bezoekers.

De ingang van het Memento Park in Boedapest.
De ingang van het Memento Park in Boedapest. Foto’s Getty Images

Op de foto met Vladimir Lenin, Karl Marx én Friedrich Engels? Wie zich een middag in het Hongarije van de Koude Oorlog wil wanen, vindt in een buitenwijk van Boedapest het Memento Park: een curieuze verzameling standbeelden uit de communistische tijd, die eerder in het centrum van de hoofdstad stonden.

Na bijna 45 jaar communistische dictatuur en overheersing door de Sovjet-Unie riep Hongarije in oktober 1989 de Hongaarse Republiek uit. Langzaam maar vreedzaam voltrok zich in het land een revolutie. De eerste democratische verkiezingen in meer dan 45 jaar volgden en de troepen van het Rode Leger van de Sovjet-Unie vertrokken. Een schone lei voor een nieuw land.

Eén praktisch probleem was er bij de nieuwe start: de communistische dictatuur had zich in meer dan vier decennia overduidelijk in het stadsbeeld van Boedapest gevestigd. Wat moest er gebeuren met de standbeelden, monumenten en kunst uit het communistische tijdperk? Het Memento Park werd het antwoord op deze vraag.

Een metershoge, rode poort verwelkomt bezoekers. Voor een paar euro kunnen zij de 42 standbeelden bezichtigen, opgesteld op twee aan elkaar grenzende pleinen. De meeste beelden torenen boven de bezoekers uit. Maar écht imponerend is de ‘Soldaat van het Bevrijdingsleger’: een rennend figuur van zes meter hoog, met in zijn hand een wapperende vlag. Een klein museumwinkeltje verkoopt grote posters van communistische leiders, hamer-en-sikkelbieropeners en metalen mokken die de revolutie uitroepen.

Het park herinnert mij aan de onafhankelijkheid en zwakte van Hongarije

Lászlo Tóth (59)

Meer landen zagen een beeldenpark als oplossing. In Rusland en Litouwen zijn vergelijkbare parken ingericht. In Moskou staat het Muzeon Park of Arts, dat in 1992 openging en met zevenhonderd tentoongestelde beelden het grootste openluchtmuseum van Rusland is. In Litouwen ging in 2001 het Grutas Park open, op zo’n 130 kilometer van hoofdstad Vilnius.

De Red Walking Tour

Na de val van het communistisch bewind in oktober 1989 opende Hongarije zijn grenzen en hervormde het de economie. Toerisme was één van de sectoren die zich in Centraal- en Oost-Europa sterk ontwikkelde. De Europese Commissie berekende in 2018 dat het aantal buitenlandse toeristen naar de regio tussen 1990 en 2010 was verdriedubbeld: van 33 miljoen naar bijna 99 miljoen.

Het bezoeken van communistisch erfgoed was een van de soorten toerisme die vorm kregen. Dit ‘rode toerisme’ leidt bezoekers langs historische plekken uit de communistische periode. Zo biedt bijna elke grotere Oost-Europese stad een Red Walking Tour, die in vogelvlucht de communistische geschiedenis van een plek vertelt. Er zijn ook complete pakketreizen die zich toeleggen op communistisch toerisme. Darmon Richter, een Britse reisleider en blogger, organiseert sinds 2015 groepsreizen naar voormalig communistische landen. „Het begon met één zesdaagse reis naar Bulgarije”, laat Richter per mail weten. Ondertussen heb ik reizen geleid naar meer dan tien landen.” Op zijn reisaanbod staan plekken als Tsjernobyl in Oekraïne, het hoofdkantoor van de toenmalige Tsjecho-Slowaakse geheime politie in Praag. Zelf leidt Richter tussen de vijf en tien reizen per jaar.

Herdenken en vergeten

Het Memento Park in Boedapest is ook onderdeel van rood toerisme geworden, hoewel de oprichting ervan een andere reden had. De bekendste en grootste communistische monumenten werden uit de binnenstad verwijderd, zonder die te vernietigen. Het idee was om een plek te creëren waar Hongaren het verleden konden herdenken en herinneren, zegt het museum zelf.

Volgens István Rév, hoogleraar geschiedenis aan de Central European University in Boedapest, had de oprichting van het Memento Park een andere reden: Hongaren willen niet dagelijks geconfronteerd worden met de monumenten uit dit duistere verleden. Voor velen is het communistische tijdperk een pijnlijke geschiedenis, een van onderdrukking en beperking. Het is ook een geschiedenis van collaboratie, anders had het communistische regime niet zo lang kunnen blijven bestaan, legt Rév aan de telefoon uit. „Er zijn altijd Hongaren geweest die hebben samengewerkt met de Sovjet-Unie. Daar wilden we liever niet aan herinnerd worden.” Het park is daarmee eerder een plek van vergeten, dan van herinneren, stelt Rév. „Er komen nu eigenlijk alleen nog maar buitenlandse toeristen, van de andere kant van het IJzeren Gordijn.”

De ‘Soldaat van het Bevrijdingsleger’ in het Memento Park in Boedapest.

Dat herkent Lászlo Tóth (59). Hij woont in Boedapest en rijdt vaak langs het park, op weg naar zijn werk. Het Memento Park was voor hem een manier om afscheid te nemen van het communistische regime, om die periode te kunnen vergeten. „De enige reden dat het park nog bestaat is om een deel van ons communistische verleden aan geïnteresseerde toeristen te laten zien. Het heeft geen waarde voor de Hongaarse maatschappij als het gaat om het herdenken van ons verleden.”

Hij bezocht het park één keer, in 2016. „Het herinnert mij aan de zwakte en onafhankelijkheid van Hongarije en onze maatschappij in die periode.” Veel van zijn vrienden zijn er nog nooit geweest.

Pijnlijke herinneringen biedt het beeldenpark zeker. Neem bijvoorbeeld de enorme, in brons gegoten laarzen van Sovjetleider Jozef Stalin, het bekendste beeld uit de collectie. De rest van het monument – Stalins lichaam – overleefde de Hongaarse Opstand van 1956 niet. Met dikke touwen trokken jonge opstandelingen het standbeeld toen van zijn sokkel, om de rood-wit-groene Hongaarse vlag als symbool van verzet in de overgebleven laarzen te planten. Op bloederige wijze maakten tanks van het Rode Leger een week later een einde aan de opstand; de Hongaarse regering had Moskou om versterking gevraagd.

Bij het verwijderen van de standbeelden uit de binnenstad van Boedapest speelde ook een gevoel van overwinning mee, stelt Rév. „Het park was ook een manier om het communistische bewind post mortem belachelijk te maken. Om te laten zien: kijk hoe makkelijk we deze beelden kunnen oppakken. Om ze vervolgens naar een onbelangrijk deel van de stad te verplaatsen.”