Een paar weken geleden werd ik benaderd door een maatschappelijk werkster uit een opvanginstelling. We komen elkaar geregeld tegen op bijeenkomsten rond preventie en aanpak van mensenhandel. Zij weet dat ik samen met een collega van de politie, Mark Westerlaken, aandacht vraag voor tatoeages bij slachtoffers van mensenhandel. Nu probeert zij een jonge vrouw te helpen, die via een loverboy in het sekswerk is terechtgekomen en graag een ander leven wil.
Deze vrouw heeft een hoop te verhapstukken: ze is verslaafd geweest aan cocaïne, financieel heeft ze het allesbehalve breed. Ze zoekt niet alleen een goede leefplek voor zichzelf maar ook voor haar jonge dochter, die nog steeds bij familie woont. Ze heeft plannen voor de toekomst, een nieuwe relatie en zou graag een opleiding willen doen. Ze weet dat grote dromen zich niet vanzelf realiseren. Ze wil graag af van een lelijke tatoeage: op haar buik staat de naam van haar pooier. Ze sprak er vaak over.
Elke dag die ze zou moeten besteden aan het nieuwe leven, wordt ze geconfronteerd met zijn naam. Het zou een stap in de goede richting zijn als ze daar van af kwam.
Mark Westerlaken is niet alleen politieambtenaar maar ook tatoeëerder. Hij biedt haar een cover-up aan; hij probeert een nieuwe tatoeage over die oude afbeelding aan te brengen. Ik mag aansluiten om vragen te stellen.
Onderdak
Als zij, de maatschappelijk werkster en ik op een maandagmiddag in de studio van Mark aanschuiven, blijkt dat het van te voren vragen bedenken niet nodig was. Ze heeft uitgekeken naar dit moment. Geëmotioneerd doet ze haar relaas uit de doeken. ‘Ik ben al jong moeder geworden, maar helaas liet de vader ons zitten. Toen ben ik weer een poosje bij mijn moeder gaan wonen, maar dat werkte niet. Ik vond het moeilijk om ander onderdak te vinden en toen liep ik hem tegen het lijf. Hij was aardig en attent en wat belangrijk was: hij zou me met huisvesting uit de brand kunnen helpen. Zo is het begonnen.’
Via haar ‘redder in nood’ kwam ze in het sekswerk terecht. Ze had al een aantal tatoeages; op enig moment liet hij een tatoeëerder bij haar thuis langs komen. Het was de bedoeling dat zij een tatoeage met zijn naam zou krijgen. ‘Ik denk eerlijk gezegd dat die jongen die die tatoeages kwam zetten, niet helemaal door had wat er aan de hand was. Die loverboy had een ontzettend vlotte babbel, hij kon zich zeer charmant voordoen en ik vermoed dat hij hem ook heeft ingepakt. Het zou me niet verbazen als hij werkelijk dacht dat ik die naam op mijn buik wilde hebben. Ik zat ook niet echt in een positie om op dat moment veel stennis te schoppen. Dat had tot ruzie en waarschijnlijk geweld geleid.’
Grofheid
Na dit verhaal zijn wij benieuwd naar die tatoeage. Ina laat het werkstuk zien. Mark komt al snel tot de conclusie dat dit niet het werk van een ervaren tatoeëerder is. Hij leidt dat onder meer af uit de grofheid van de afbeelding – waarschijnlijk een verkeerd gebruik van naalden – en aan de onregelmatige manier waarop de inkt is aangebracht. Het gaat nog een hele toer worden om dat weg te werken.
Uiteindelijk zit ze drie uur in de stoel terwijl de maatschappelijk werker en ik om de beurt haar hand vast houden. Het plaatsen van een tatoeage is nu eenmaal een pijnlijke aangelegenheid. Als je zo dichtbij haar zit, zie je overigens wel meer somber stemmende sporen op haar lichaam: een kapotte wenkbrauw en littekens waar ze zichzelf gesneden heeft. Het doet me denken aan jaarringen.
‘Weet je,’ zegt Mark, ‘als mensen bij mij in de stoel zitten, dan is het net alsof ze bij een dokter of bij een priester op bezoek zijn. Als tatoeëerder heb je een intiem contact met je klanten. Je zit niet alleen aan ze om de afbeelding aan te brengen, je praat ook met de mensen over wat die prent voor hen betekent. Dan krijg je echt een diepe kijk in iemands ziel.’
Aan huis
In de vensterbank prijken drie beeldjes die ‘horen, zien en zwijgen’ uitbeelden. Dat is volgens Mark dan ook het adagium waaronder een goede tatoeëerder moet werken: ‘Bij je vakmanschap komt meer kijken dan hygiënisch werken en esthetisch goed werk afleveren. Die sociale dimensie, dat je goed naar mensen luistert en hun vertrouwen niet beschaamt, dat is voor mij net zo belangrijk. Ik weet dat er collega’s zijn die de hele tijd met een koptelefoon op aan het werk zijn. Dat is een gemiste kans, want je kan zo signalen over het hoofd zien, die er op duiden dat er iets niet goed zit. Dat iemand zo maar aan huis komt tatoeëren is trouwens ook een rare zaak. We moeten namelijk altijd werken in een ruimte die door de GGD is gecontroleerd. Je kunt niet als een pedicure of een kapper met je spullen in een rugzak op pad.’
Wegwerken
Eindelijk is dan de klus dan geklaard. We zijn verbluft door het eindresultaat: een veer – symbool van vogels en vrijheid – en een roos – het leven is mooi, maar je komt onvermijdelijk ook doorns tegen – staan nu prominent op de plek waar eens die gewraakte naam stond. Als je het niet weet, dan heb je niet door dat het om een cover-up gaat. De vraag is nu of de andere littekens van buiten, maar vooral die van binnen, zich ook zo elegant laten wegwerken. Dat lijkt mij een naïeve gedachte. Voorlopig is iedereen echter blij met dit kleine stapje.
De Veiligheidscolumn wordt geschreven door deskundigen uit de politiewereld. Janine Janssen is hoofd onderzoek bij het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld van de nationale politie, lector Veiligheid in Afhankelijkheidsrelaties aan Avans Hogeschool en bijzonder hoogleraar Rechtsantropologie aan de Open Universiteit.