Deventer geldt als één van de meest progressieve steden van Oost-Nederland. In de volksmond heette de stad zelfs lange tijd ‘Moskou aan de IJssel’. Maar toen Ron König medio 2018 aan zijn klus als waarnemend burgemeester van Deventer begon, deed de kleur van Zwarte Piet hem de wenkbrauwen fronsen. „Hoe verder je naar het oosten gaat, hoe zwarter piet wordt. Dat wist ik. Maar dat het hier zó leeft, moest ik echt ontdekken.”
Want Hanzestad Deventer is progressief, maar ook eigenzinnig, ontdekte König. Sinds juni dit jaar is hij er officieel burgemeester. De intocht van Sinterklaas is hier vergeven van eigenaardige tradities. Zo is Sinterklaas op grond van een eeuwenoude bepaling pas op de laatste zaterdag vóór 5 december welkom. De bepaling werd ooit in het leven geroepen omdat verschillende sinterklaascommissies concurrerende intochten organiseerden. Een vaste datum maakte aan alle onenigheid een eind.
Terug naar de twisten van tegenwoordig. Op 30 oktober stond een groep van zo’n honderd zwarte piet-aanhangers voor de deuren van het stadhuis, van wie zo’n 25 verkleed als zwarte piet. Aanleiding: het besluit van burgemeester König om de intochtcommissie te korten op haar subsidie als ze niet een derde van de pieten als ‘roetveegpiet’ zouden schminken. Een moeder, die niet haar naam wil noemen vanwege de privacy van haar kinderen, zei: „Misschien is dit de laatste keer dat ze zwarte piet kunnen zien zoals die bedoeld is.” Richard van der Stelt, woordvoerder van de demonstranten: „Wij willen dit gewoon regelen als Deventenaren onder elkaar. Niet omdat ze in de Randstad of op televisie dat van ons willen.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/11/data51638256-a54336.jpg)
Demonstranten overvallen
Hoe heeft het in Deventer zo kunnen escaleren? De demonstrerende pieten menen dat de burgemeester hen heeft „overvallen” met zijn besluit over de roetveegpieten. Volgens König klopt dat niet. Al in september 2018 nodigde de burgemeester de intochtcommissie voor het eerst uit om het hierover te hebben. De organisatie zei dat zijn vraag voor dat jaar te laat kwam en liet weten meer tijd nodig te hebben om de 100 tot 150 vrijwilligers „in de discussie mee te nemen”. König ging akkoord, onder de voorwaarde dat het comité 2019 zou gebruiken om met haar achterban en de andere inwoners van Deventer te praten over de wat hem betreft noodzakelijke aanpassingen: „We moeten toe naar roetveegpiet, of in elk geval een stuk minder zwart.”
Terugkijkend stelt König vast dat dit onvoldoende is gebeurd. „Het ingewikkelde is: ik hoor van veel mensen dat ze bang zijn zich uit te spreken. Dat zit een openbaar debat in de weg.” Buiten twee insprekers om werd bij de raadsvergadering met geen woord over zwarte piet gesproken. „Ook politieke partijen durven zich nauwelijks uit te spreken”, zegt de burgemeester. Om die reden besloot de raad hem pas ná 5 december ter verantwoording te roepen over hoe hij de kwestie heeft behandeld.
Geheime concessies
König kon zijn besluit om de traditie geleidelijk te veranderen – met telkens een derde meer roetveegpieten – vergeten zodra de achterban van de intochtcommissie er lucht van kreeg. Uit vrees voor reacties van de harde kern van het Deventer pietengilde moeten zelfs de concessies die de commissie intussen aan de burgemeester heeft toegezegd, geheim blijven. „Maar ik heb de belofte gekregen van de commissie om in 2020 wél de discussie met stad en achterban te gaan voeren”, zegt König. „Anders is 2019 wéér een verloren jaar.”
Zijn stad zal wel moeten. Vijftien kilometer verderop, in Apeldoorn, vindt op 16 november de landelijke intocht plaats – mét roetveegpieten. Een man die bij de rechter bezwaar maakte tegen de roetveegpieten verloor deze donderdag een kort geding tegen de gemeente Apeldoorn. Het steekt veel progressieve Deventenaren dat zij op dit punt achter het doorgaans veel conservatievere Apeldoorn aan lopen.
Ook veel basisscholen in Deventer kozen al voor de roetveegpiet. „Straks is onze intocht de enige plek waar nog zwarte pieten te zien zijn”, verzucht de burgemeester. „Maar ik denk dat de conservatieve achterban van de intochtcommissie tóch een groot deel van de stad achter zich heeft.”