‘Kijk”, zegt hij, en staat op. Eén schouder trekt hij tot zijn oor op, de ander blijft neutraal. „Is dit klassiek? Nee, zul je zeggen – bij ballet hou je je schouders laag. Maar dit dan?” William Forsythe heft nu zijn hele arm langs het oor omhoog, elleboog en hand licht geknikt, en houdt zijn andere flauw gebogen voor zijn lichaam. Onmiskenbaar: een zwaan, dé zwaan, die sinds het negentiende-eeuwse Zwanenmeer zinnebeeld is voor het ballet.
Het is een illustratie bij zijn visie op de verwarring, zo niet paniek, die de laatste jaren in de balletwereld heerst: is er nog ontwikkeling mogelijk – en hoe houden we die gestileerde danstaal uit de zeventiende eeuw relevant in onze tijd?
De ochtend na de Parijse première spreekt de wereldberoemde Amerikaan bevlogen over zijn vak, het ballet, in de kleedkamer van het Théâtre du Chatelet („mijn favoriete kleedkamer”, zegt hij, gebarend naar het uitzicht op de Seine). In de jaren tachtig van de vorige eeuw gaf hij die discipline eigenhandig een volstrekt hedendaagse aanblik door haar te deconstrueren. Kort samengevat: Forsythe, destijds directeur van Ballett Frankfurt, nam de klassieke passen en houdingen, hakte ze secuur in mootjes tot individuele bouwstenen en combineerde die tot nieuwe poses en sequenties, met extreem opgerekte lijnen en torsies, en zonder de traditionele genderrollen. Een revolutie, gebouwd op traditie. Het resulteerde in overdonderende werken als Artifact, Impressing the Czar, Limb’s Theorem en Eidos/Telos.
Geen geld voor spitzen
Vijftien jaar geleden verliet hij Ballett Frankfurt, en ongeveer vijf jaar geleden hief hij de opvolger op, de veel kleinere, experimentelere Forsythe Company – al tekent hij onmiddellijk bezwaar aan tegen de term experimenteel. Zelf ziet hij het als voortzetting, maar met andere compositorische en visuele eigenschappen, onder andere doordat hij geen spitzen meer gebruikte. „Daar was geen budget voor.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data51627326-238764.jpg|https://images.nrc.nl/WDlr1RzRtBfRnT052OEv3tpPwNw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data51627326-238764.jpg|https://images.nrc.nl/MngAAvRB4G38kCl8ezPnp5sMehk=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data51627326-238764.jpg)
William Forsythe (New York, 30 december 1949) is een Amerikaanse danser en choreograaf. In 1973 vertrok hij naar Duitsland, waar hij werkte in Stuttgart en Frankfurt. Toen het Ballett Frankfurt ophield, richtte hij The Forsythe Company op.
Foto Dominik Mentzos
Als freelancer van bijna zeventig jaar oud focust hij nu weer op het ballet. Omdat dat zijn moedertaal is. En omdat hij het nog altijd fascinerend vindt hoe met die vaste set van regels en voorschriften telkens andere, volkomen verschillende stijlen zijn gecreëerd.
In de laatste twintig jaar is het ballet door critici al diverse malen dood verklaard, artistiek uitontwikkeld. Forsythe ziet een ander probleem. „In het vak worden twee dingen door elkaar gehaald: de academie – de regels, de passen – en het repertoire, oftewel de choreografieën, de uitzonderingen dus. Daar moet je een balans in vinden, door de regels, de passen, opnieuw te combineren en te positioneren in vernieuwende theatrale contexten.”
Hier doet hij zijn zwanenillustratie.
„Choreografie creëert de iconografie van het ballet door de uitzondering”, zegt hij, zorgvuldig formulerend. Simpel vertaald: de individuele signatuur van een werk ontstaat door een innovatieve en originele omgang met de basiselementen. Forsythe: „Maar op een gegeven moment is het academische aspect van het ballet onder vuur komen te liggen. Wat je nu dus veel ziet, zijn balletachtige choreografieën, uitgevoerd door balletdansers die soms hun benen uitstrekken of een pirouette draaien. Maar dat is nog geen ballet.”
Een ambachtelijke crisis
De crisis zit wat hem betreft dus niet in de balletpraktijk zelf, de crisis is vooral een choreografische en ambachtelijke. In A quiet evening of dance toont hij wat het ambachtelijke inhoudt en vermag. De dansers demonstreren eerst de losse onderdelen (armen, richtingen, contrapunt), een soort minimalistische gereedschapskist waaruit de choreograaf kan kiezen.
Zo hoopt hij op „een tijdelijke geletterdheid” – ironische schittering in zijn ogen – waarmee het publiek de choreografie ná de pauze kan lezen, waarin alle elementen uit het voorgaande samenkomen in het typische, rijke en prikkelende Forsythe-handschrift. Met als vernieuwend, maar opmerkelijk verwant element de moves van breakdancer Rauf ‘RubberLegz’ Yasit.
Forsythe: „Om aan de veronderstelde, zelfopgelegde eis van hedendaagsheid te voldoen, wordt de canon ontkend. Maar dat is zoiets als ‘hedendaags’ schrijven zonder het alfabet te gebruiken. Ik zeg, na vijftig jaar ervaring met de complexiteit en de materie: de oplossing ligt in de passen. Om die reden focus ik op het specifiek ‘ballettische’.”
Dan nog klinken er stemmen die stellen dat ballet hopeloos ouderwets is, te wit, maatschappelijk irrelevant, seksistisch, om nog maar te zwijgen van zijn discriminatoire nadruk op fysieke en technische perfectie. Forsythe: „Tegenwoordig lijkt slechts één manier van politiek-zijn voorgeschreven – en die moet vooral ver verwijderd zijn van de studio. Dat vind ik kunstmatig en betuttelend. Ken je die song van Skunk Anansi?” Hij zingt: „Eve-ry-thing-is-po-li-ti-cal. Dat hang ik aan. Ik probeer de academie van het ballet interessant te houden en te vernieuwen. Dat ís politiek.” Balanchine, een van Forsythes artistieke voorvaderen, zei het al: „It’s all in the steps.” De passen, het vak, daar gaat het om.
Forsythes ‘passen’ uit het verleden dreigden overigens na zijn dood voorgoed verloren te gaan, als gevolg van ingewikkelde Duitse erfrechtbelastingen. Omdat zijn choreografieën veel waard zijn, zouden zijn erfgenamen na zijn dood erg veel successierecht moeten betalen, en dat geld hebben ze niet. Inmiddels is zijn oeuvre in een stichting ondergebracht, met de Duitse overheid als rechthebbende. Met het oog op de tientallen miljoenen die gedurende dertig jaar in zijn gezelschappen zijn geïnvesteerd, vindt hij dat volkomen terecht. „Ze hebben mij aangemerkt als ‘Duitse industrie’.” Tevreden grijns: „Ik ben blij met de erkenning.”