Het proefschrift van Maartje Draak, waarop ze in 1936 cum laude promoveerde, ging over de sprookjesachtergrond van de Middelnederlandse roman van Walewein. Ze vergrootte daarmee het inzicht in de conventies van het genre van de middeleeuwse Arthurroman en maakte duidelijk dat ze een serieus te nemen wetenschappelijk onderzoeker was.
Niet lang daarna kreeg ze een brief van de vermaarde boekhistoricus pater dr. Bonaventura Kruitwagen O.F.M. Hij complimenteert de dan 29-jarige doctor met haar dissertatie en besluit zijn brief aan haar als volgt: ‘Als U op Uw levensweg het Boek van de Liefde tegenkomt, en de drager ervan U aanstaat, smijt dan alle papieren boeken van U af, en zorg dat U datgene wordt waarvoor de natuur U bestemd heeft: een lieve, opgewekte Echtgenoote en Moeder.’
In de proloog tot zijn biografie van neerlandica en keltologe Maartje Draak (1907-1995) schrijft Willem Gerritsen (zoals hij zichzelf bescheiden aanduidt, en niet als de kenner van de middeleeuwse letterkunde prof. dr. W.P. Gerritsen) onder meer dat hem de tijd gekomen leek om te bekijken welke plaats Maartje Draak toekomt ‘in de geschiedenis van de emancipatie der vrouwen in de Nederlandse wetenschap’. Willem Gerritsen overleed vorige week op 84-jarige leeftijd.
Een hoogleraar schreef aan het begin van de vorige eeuw dat meisjes weliswaar ijverig zijn, maar dat het ze ontbrak aan inzicht en dat zelfstandig werk van echt hoog niveau niet van ze verwacht moest worden. En dan was er natuurlijk nog ‘de levensbestemming van de vrouw’. Ze moest liever ‘Moeder’ en ‘Echtgenoote’ worden.
Maartje Draak werd geen van beide. Deze biografie is eigenlijk minstens zozeer een biografie van de keltologie in Nederland in de twintigste eeuw, als van een vrouw in de twintigste eeuw. Generaties neerlandici zullen bij het horen van haar naam onmiddellijk roepen: De reis van Sinte Brandaan! De geannoteerde editie die zij daarvan in 1949 publiceerde, met een vertaling in verzen van de dichter Bertus Aafjes, is bijna vijftig jaar dé uitgave geweest van dit verrukkelijke en wonderlijke verhaal over de avonturen van een middeleeuwse Ierse heilige.
Draak was dol op sprookjes – wat wil je met zo’n naam – en nam sprookjesmotieven zeer serieus als onderzoeksgebied. Ze interesseerde zich behalve voor het meeslepende en grappige van de verhalen, ook voor de veelal pre-christelijke wereld die erachter schuil ging.
Vuurtoren van Terschelling
Ze blijkt, in een brief aan haar ouders, al als 19-jarige studente op Brandaan gestuit te zijn, via de vuurtoren van Terschelling. ‘Brandaris’ zou een verbastering zijn van Sint Brandanus, die ze zich dan al toe-eigent: ‘m’n heilige’.
Die belangstelling voor de verhalende elementen in oude teksten en de prettige, persoonlijke en geestige toon waarop ze schreef (en haar opmerkelijke naam natuurlijk) hebben zeker bijgedragen aan haar faam als keltologe. Ze leek weinig geïntimideerd door de mannelijke wetenschapswereld en werd daarin zonder meer serieus genomen. Van het begin af aan trouwens door haar leermeester, de destijds befaamde keltoloog professor A.G. van Hamel. Gerritsen citeert een briefje van hem uit de jaren dertig waarin hij aan een Ierse collega schrijft dat hij blij is dat die ook onder de indruk van ‘Miss Draak’ is, want dat hij nog nooit zo’n goede student heeft gehad en dat ze een geweldige onderzoeker belooft te worden – ‘And at the same time she is so nice and womanly.’
Dat was ze dus, al zou ze zelf veel later, toen ze al in de tachtig was, in een interview beweren dat ze ‘beslist geen sexappeal’ had.
Na de dood van Van Hamel is Draak erg ontdaan, ze is ineens de enige keltoloog in Nederland en is wel wat beducht voor de taak die op haar schouders rust. Maar ze bleek dus de keltologie zelve. Haar wetenschappelijke nieuwsgierigheid was overweldigend. Ze vond het heerlijk om in contact te staan met andere wetenschapsmensen, met het vanzelfsprekende belang dat er werd gehecht aan het vermeerderen van kennis. Oh, de opgetogenheid waarvan een vrouwelijke collega gewag maakt – ‘very enthralling’ – als Draak heeft beschreven hoe in de vroegste eeuwen Ierse leraren het Latijn aan hun leerlingen onderwezen! Men zou er makkelijk allerlei opinies over de huidige tijd en het aanzien van de geesteswetenschappen aan kunnen verbinden.
Maar Gerritsen is geen activist – hij laat ons gewoon de rijkdom van het vakgebied en de bijzonderheid van een grote voorgangster zien.