Moet Nederland worden bestuurd door politici, grote bedrijven, religieuze leiders of door één sterke leider? Als de rechter zegt dat nieuw beleid volgens de wet niet kan, mag Mark Rutte die rechter dan ontslaan? En mag je in een praatprogramma op televisie zeggen dat immigranten niet mogen stemmen?
Op deze en andere vragen gaven eersteklassers van bijna vijftig scholen door Nederland antwoord, voor een groot onderzoek naar democratische waarden onder jongeren door de Universiteit van Amsterdam. De onderzoekers gaan de scholieren hun hele schoolloopbaan volgen. Hun eerste rapport, over de leeftijd 12-13, verschijnt deze vrijdag.
De belangrijkste conclusies: jongeren uiten veel steun voor de democratie, maar de verschillen tussen opleidingsniveaus zijn groot – net als bij volwassenen. Zo hebben vwo’ers in de brugklas al anderhalf keer zo veel vertrouwen in hun eigen politieke kunnen als vmbo’ers. Ook hebben ze meer kennis over en interesse in de politiek.
Steun voor democratie groot
De eerste conclusie is geruststellend, na alle ophef in 2016 over het Amerikaanse onderzoek van Yascha Mounk en Roberto Stefan Foa waaruit zou blijken dat slechts een kwart van de Nederlandse jongeren het essentieel vindt om in een democratie te leven. „Sindsdien zijn er vanuit de samenleving zorgen over de hechting van jongeren aan democratische waarden”, zegt hoogleraar politicologie Tom van der Meer, een van de auteurs van het UvA-onderzoek. De cijfers van Mounk en Foa zijn eerder al ontkracht, en het UvA-onderzoek bewijst opnieuw dat de steun voor de democratie onder jongeren groot is. De meeste leerlingen vinden dat wetten moeten worden gemaakt door alle Nederlanders of verkozen politici.
Maar de tweede conclusie noemen Tom van der Meer en mede-onderzoeker Paula Thijs „echt zorgwekkend”. In 2010 stelden de bestuurskundigen Mark Bovens en Anchrit Wille vast dat we leven in een ‘diplomademocratie’: hoogopgeleiden zijn beter wegwijs en vertegenwoordigd in de democratie dan laagopgeleiden. Dit nieuwe onderzoek bewijst dat die verschillen naar opleidingsniveau al bestaan aan de start van de middelbare school, zegt Van der Meer. „Bij volwassenen werden die verschillen altijd aan het opleidingsniveau gerelateerd, maar op de basisschool zitten deze kinderen nog door elkaar.” Thijs: „Dat die verschillen nu al aanwezig zijn, heeft waarschijnlijk gevolgen voor latere politieke participatie, tenzij de school daar nog wat aan kan compenseren.”
De komende jaren gaan de onderzoekers die invloed van de school proberen te achterhalen. Is het zo dat middelbare scholen de bestaande verschillen in democratische waarden vergroten, bijvoorbeeld doordat vwo’ers in een netwerk komen van leerlingen die ook graag over politiek praten of debatteren? Worden ze verkleind, bijvoorbeeld doordat vmbo’ers in een diversere omgeving terechtkomen waar ze met verschillende standpunten te maken krijgen? Of blijven ze bestaan? En wat speelt daarbij een rol: het klimaat op de school, in de klas, of het curriculum?
Scholen zijn sinds 2006 verplicht aandacht te besteden aan burgerschap. Maar de kwaliteit kan vaak beter, concludeerde de Onderwijsinspectie in 2016. Uit internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse scholen minder aan burgerschapsonderwijs doen dan andere landen. En Nederlandse leerlingen hebben minder kennis, vaardigheden en betrokkenheid op dit gebied in vergelijking met leeftijdgenoten uit vergelijkbare landen, zoals België en Scandinavië.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek05.png|//images.nrc.nl/M4hTk7-0PXolAcjCDQBJVv8NWRc=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek05.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek04.png|//images.nrc.nl/PNn5E2GPU9g7isjoK38k1jLG4KU=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek04.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek03.png|//images.nrc.nl/hv443Ck2LHGm8a89pOtl1KnfSOs=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek03.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek02.png|//images.nrc.nl/lkxDRchsnAGcGzlAjLDZKvUWZn8=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek02.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek01.png|//images.nrc.nl/lnRiYtnXTsWZs-M-WQraaOq0afk=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek01.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek05.png|//images.nrc.nl/M4hTk7-0PXolAcjCDQBJVv8NWRc=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek05.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek04.png|//images.nrc.nl/PNn5E2GPU9g7isjoK38k1jLG4KU=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek04.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek03.png|//images.nrc.nl/hv443Ck2LHGm8a89pOtl1KnfSOs=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek03.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek02.png|//images.nrc.nl/lkxDRchsnAGcGzlAjLDZKvUWZn8=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek02.png)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek01.png|//images.nrc.nl/lnRiYtnXTsWZs-M-WQraaOq0afk=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/251019binpolitiekenonderwijswebgrafiek01.png)
Geen aandacht voor burgerschap
Om te verduidelijken wat scholen aan burgerschap moeten doen, wil minister Arie Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs, ChristenUnie) de wet aanpassen. Er komt bijvoorbeeld ook in te staan dat burgerschap gaat om ‘het bijbrengen van respect voor kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat’. Wat dat concreet voor scholen gaat inhouden, is nog niet duidelijk. Slob stuurt zijn nieuwe wet volgende maand naar de Tweede Kamer.
„Een van de redenen dat we er in dat internationale onderzoek zo slecht uitkomen, is dat er in de onderbouw drie jaar lang niets aan maatschappijleer wordt gedaan”, zegt onderzoeker Van der Meer. „In Nederland wordt vooral veel geïnvesteerd in vakken die gaan om de koopman: harde vaardigheden die je nodig hebt om een economisch goed functionerend land te zijn.” De aandacht voor burgerschap, zegt mede-onderzoeker Thijs, is nu nog afhankelijk van op welke school je zit en welke docent je hebt.
Wie scholieren wil interesseren voor burgerschap, moet ervoor zorgen dat het gaat leven, zegt Van der Meer. „Als ik tegen de leerlingen die ik sprak zei dat ik democratie onderzoek, dan zeiden ze: ‘Doe je dit voor je werk? Wat saai!’ Maar praat je vervolgens met ze over de spanningsvelden, bijvoorbeeld over overheidsingrijpen versus privacy met mobiele telefoontjes, dan gaat het heel erg leven.”
Het is dus aan docenten om er meer van te maken dan een lesje staatsinrichting. Van der Meer: „Dat is niet de kern van democratisch burgerschap.”
Het is vooral belangrijk dat er in de klas ruimte is voor verschillende meningen, zegt Thijs. „Uit verschillende onderzoeken weten we dat een open discussieklimaat in de klas een belangrijke factor is. Als de docent de leerlingen actief aanspoort hun mening te geven en zelf ook openstaat voor verschillende meningen, draagt dat bij aan politiek vertrouwen.”