‘Ik knipte mijn haar kort, als een straatschoffie, en ik droeg een zelfgemaakte halsketting van goedkope koperen ballen. Ik noemde het mijn ‘kogellagerketting’, als symbool van mijn verbondenheid met deze twintigste eeuw, het tijdperk van de machine.” De Franse ontwerpster Charlotte Perriand schreef dit in 1998 in haar autobiografie Vie de création, een jaar voor haar overlijden.
Bijna die hele eeuw lang was Perriand (1903-1999) een leidende figuur in de wereld van design en architectuur. Op het affiche van haar Parijse overzichtstentoonstelling staat ze met ontbloot bovenlijf, op de rug gezien terwijl ze uitkijkt over de Alpen en de armen triomfantelijk in de lucht steekt – een vrije geest, als vrouw haar tijd vooruit.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50944958-89e78b.jpg|https://images.nrc.nl/4J6n1AZNLWGUYA6mHrP3ZcS6EqE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50944958-89e78b.jpg|https://images.nrc.nl/mp4Opn1HrbyZoAvvc10rAiiK3QU=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50944958-89e78b.jpg)
Ondernemend was ze, geëngageerd en getalenteerd. Maar als vrouw en als interieurontwerper werd ze nooit zo beroemd als de architecten en kunstenaars met wie ze jarenlang werkte, zoals architect Le Corbusier en schilder Fernand Léger. Nu, twintig jaar na haar overlijden, haalt de particuliere Fondation Louis Vuitton haar met een groots opgezet retrospectief in alle elf zalen uit de schaduw en zet haar in de spotlights.
De puissant rijke zakenman Bernard Arnault, bestuursvoorzitter van het conglomeraat van luxemerken LVMH en oprichter van de Fondation Louis Vuitton, is zelf liefhebber: hij verzamelt haar werk en zit zelf aan het houten bureau dat ze ontwierp voor de hoofdredacteur van de krant Le Soir. Arnault had al eerder de vitrines van de Vuitton flagship store laten inrichten met meubels en foto’s van haar.
Des te opmerkelijker is het contrast tussen het pompeuze gebouw dat Arnault voor de Fondation door Frank Gehry liet bouwen en het werk van Perriand. Hij heeft veel stangen en betonnen palen nodig om een soort glazen zeilen tegen de gevel aan te hangen, zij geloofde in de verheffende kracht van „de kunst van het wonen”. Zij was altijd op zoek naar de essentie: van het materiaal, of dat nou aluminium was of hout of bamboe; en van de ruimte, of het nu een lounge was van Air France, een studentenkamer of een conceptwoning voor een Wereldtentoonstelling.
Perriand was zélf een van de vormgevers van de moderne wereld, praktisch en bevlogen tegelijk. „Ze kon werken vanaf de schaal van een lepel tot aan een stedelijk masterplan”, zei een van de curatoren van de tentoonstelling in een interview met designblog Dezeen. Inderdaad, een van haar laatste werken was een masterplan voor een ski-oord met een paar duizend woningen, Les Arcs geheten, die als een zaagtand langs de berghelling lopen. Voor dat project ontwierp ze in 1975 modulaire badkamers en keukens van kunststof. Ze staan er in het museum bij als werken van Joep van Lieshout avant la lettre.
Kussentjes
Na haar opleiding aan de École de l’Union Centrale des Arts Decoratifs was de jonge Charlotte vastbesloten om bij Le Corbusier te gaan werken. Het gesprek beëindigde hij al snel met de botte opmerking: „Wij borduren hier geen kussentjes.” Perriand had toch nog de tegenwoordigheid van geest om hem uit te nodigen in haar ‘Bar sous le toît’, een tijdelijke ruimte op een zolder die ze had ingericht met een aluminium bar, een ingebouwde grammofoon, buismeubels en een leren bankje. Ter plekke bood Le Corbusier haar alsnog die baan aan, en ze zou tien jaar bij hem op de studio werken. Al stak hij zijn dedain voor interieurs nooit onder stoelen of banken: in haar autobiografie Une vie de Création uit 1998 schrijft Perriand dat hij haar ontwerpen „le blah, blah, blah” noemde.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50945126-8d17c1.jpg|https://images.nrc.nl/giUufICCcMtSswXRB0F9kQ3RErg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50945126-8d17c1.jpg|https://images.nrc.nl/KdbyVPeNI9e8WzWdFFEqAmHSY08=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50945126-8d17c1.jpg)
Na Le Corbusier werkte ze lang samen met ontwerper Jean Prouvé die net als zij geïnteresseerd was in mechanisering en productietechnieken. Perriand vond het zelf jammer, vertelde ze in een interview in 1984, dat er nooit ontwerpen van haar in massaproductie zijn genomen. Wel bracht het werk, en ook dat van haar man Jacques Martin, haar over de hele wereld. Toen hij bij Air France in Brazilië ging werken pakte ze gretig de nieuwe lokale materialen op, zoals gevlochten riet en tropisch hout. Ze kwam graag en vaak in Japan, en daar kwamen beeldschone ontwerpen uit voort, zoals een nieuwe versie van de beroemde Chaise Longue in gepolijst bamboe.
Op de bovenste verdieping van het museum is met bamboeplanten de theetuin gereproduceerd die Perriand in 1993 – op 90-jarige leeftijd – voor het Unesco-gebouw in Parijs had ontworpen, met als bijzonder element een tentdak van kunststof. In die ruimte hangt ook het portret dat Lord Snowdon van haar maakte in 1988, het grijze haar in een knotje bovenop haar ronde olijke hoofd, en gekleed in een gewaad van Issey Miyake.
Vakantiehuisje
Voor dit ambitieuze retrospectief zijn kosten noch moeite gespaard. Vijftig van haar ontwerpen zijn bij elkaar gebracht of opnieuw gemaakt – een vakantiehuisje van haar hand is zelfs postuum voor het eerst gerealiseerd. Haar werk wordt in de context van zijn tijd geplaatst door werk van veel kunstenaars uit haar omgeving eromheen te zetten, onder anderen Picasso, Calder en vooral Fernand Léger.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50944964-e394a6.jpg|https://images.nrc.nl/hKK0gGzUgUQxLgsRJfukQO0_5Mw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50944964-e394a6.jpg|https://images.nrc.nl/cgzYmZwUSJfAc6RV_Lkx_AsJhyM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50944964-e394a6.jpg)
Zeven grote ruimtes die ze heeft ingericht, zijn op ware grootte gereproduceerd, zoals het Maison d’un Jeune Homme, een conceptwoning voor een jonge sportieve intellectueel voor de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1935. Die bestaat uit twee kamers, de woon- en studeerkamer met een grote schilderij van Léger, en de sportkamer met gymnastiekringen, gescheiden door een groot net. Dat doek van Léger is hiervoor opgespoord: na 1935 was het in een Amerikaanse privé-collectie opgenomen en daarna nooit meer in het openbaar getoond.
Een van de vijf curatoren die vier jaar lang hieraan hebben gewerkt, is Charlottes dochter Pernette, zelf intussen ook 75 jaar oud. Pernette heeft een missie. Niet alleen bewaakt ze de erfenis en de archieven van haar moeder en de (re)productie van haar ruim driehonderd meubelontwerpen door het bedrijf Cassina, inclusief het bestrijden van valse kopieën. Maar ze wil vooral erkenning voor de betekenis van het werk van Charlotte. „De designgeschiedenis is geschreven door mannen die haar bijdrage wilden minimaliseren”, zei zij in een interview naar aanleiding van de tentoonstelling. „Dat moet worden gecorrigeerd.”