Hij heeft de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2015 niet op tijd aangegeven en nog niet betaald bij de Belastingdienst, en dus stuurt die hem een naheffing en boetes. De man tekent tijdig bezwaar aan. Een paar weken later stuurt de fiscus een ‘kennisgeving omzetbelasting vermindering’: de naheffing en de boetes worden verminderd tot nul. Een aantal maanden later stelt de man de fiscus in gebreke: een officiële uitspraak op zijn bezwaar blijft maar uit, en dus vordert hij een dwangsom. Maar de Belastingdienst meent wel degelijk een uitspraak gedaan te hebben.
De zaak komt voor een rechter. Die oordeelt dat de kennisgevingsbrief „moet worden opgevat als een uitspraak op bezwaar”. Er volgt hoger beroep, en het hof oordeelt in het voordeel van de man. De kennisgevingsbrief kan „noch naar vorm, noch naar inhoud” gelden als een uitspraak op bezwaar. Immers, in de brief wordt niet gesproken of anderszins gerefereerd aan het bezwaar, en dus is de kennisgeving niet meer dan „een cijfermatige uitwerking van de beslissing tot vermindering, zonder motivering”.
In cassatie buigt de Hoge Raad zich primair over de vraag of de kennisgevingsbrief inderdaad een uitspraak op bezwaar is, en of daarmee de bezwaarfase was afgerond. Nee, zegt de hoogste rechtelijke instantie: „De enkele schriftelijke kennisgeving van een vermindering van een belastingaanslag en/of boete, nadat daartegen bezwaar is gemaakt, brengt niet mee dat uitspraak op bezwaar is gedaan”. De Hoge Raad voegt daaraan toe: „Ook niet indien met die vermindering volledig aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen.” De aan de Belastingdienst opgelegde dwangsom van 1.260 euro is terecht.
Uitspraak: ECLI:NL:HR:2019:1574