De brief van premier Mark Rutte (VVD) aan de Tweede Kamer waarin hij opheldering probeert te verschaffen over de kosten van het onderhoud en de aanschaf van paleismeubilair zou als eindexamenopgave tekstverklaring niet misstaan. Heel veel woorden heeft Rutte nodig om te zeggen, ja wat eigenlijk? Dat het een ingewikkelde zaak betreft, maar dat zei hij vorige maand ook al toen NRC melding maakte van de veel vragen oproepende bekostiging van de inventaris van de paleizen van leden van het Koninklijk Huis.
Uit het onderzoek van NRC was onder andere gebleken dat de overheid in het verleden meubels had aangekocht uit de boedel van prinses Juliana en haar erfgenamen die reeds in het bezit van de staat waren. Een dubbele rekening als het ware. Rutte erkent dit nu ook met veel omhaal van woorden. „Niet kan worden uitgesloten” dat dit is gebeurd , schrijft de premier aan de Tweede Kamer.
Als verklaring voert hij aan dat indertijd de herkomst van afzonderlijke meubelstukken niet meer te achterhalen viel. „Alles afwegende is daarom afgezien van een nader onderzoek”, schrijft hij. Daar valt wel iets voor te zeggen – het gaat soms om eeuwenoude stukken uit diverse paleizen – maar dan nog blijft de vraag waarom dit destijds niet is gemeld.
Met de in 2010 van kracht geworden nieuwe regeling voor de kosten van het Koninklijk Huis leek aan alle schimmigheid een eind te zijn gekomen, maar telkenmale duiken weer nieuwe onduidelijkheden op. Zoals al vaker opgemerkt: juist een kwetsbaar en in zekere zin obsoleet instituut als het Koninklijk Huis, dat is gebaseerd op een uit de feodale tijd stammend systeem van erfopvolging, is gebaat bij maximale transparantie. En die ontbreekt. Natuurlijk, de leden van het Koninklijk Huis zijn per definitie anders dan anderen. Maar dat rechtvaardigt nog geen andere boekhouding en andere verantwoording van de kosten.
Over de vraag waarom de Tweede Kamer niet is geïnformeerd, bleef premier Rutte de Tweede Kamer ook woensdag, toen werd gedebatteerd over de begroting van de Koning, het antwoord schuldig. Het zou volgens hem kunnen dat privacyoverwegingen een rol hebben gespeeld, maar Rutte moest toegeven dat de aankopen als zodanig best aan de Kamer hadden kunnen worden gemeld. Anders gezegd: van hem had het niet gehoeven, maar het is nu eenmaal in het verleden zo gelopen. Het heeft er alle schijn van dat de beruchte krampachtigheid die opspeelt als het Koninklijk Huis in het geding is – de uitdrukking ‘lakeiengedrag’ komt ergens vandaan – ook hier weer haar tol heeft geëist.
De nieuwe opzet van de begroting van de Koning, die nu bijna tien jaar geleden werd geïntroduceerd, had als bedoeling aan alle onhelderheid, mystificaties en daarmee verband houdende geruchtenvorming een eind te maken. Dat is dus niet gelukt, zo is sindsdien meermaals gebleken. Over het meest recente voorval, de inventaris van de paleizen, concludeerde premier Rutte woensdag in de Tweede Kamer dat het goede nieuws is dat nu bekend is welke stukken van de staat zijn en welke niet. „In elk geval weten we nu hoe het zit”, aldus Rutte. Dat valt althans voor hem en voor het land te hopen.