De wereldeconomie maakt de zwakste periode door sinds de nadagen van de financiële crisis, zo berichtte het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dinsdag. Dat kan ook met een ander perspectief worden gezien. Gezien de handelsconflicten die het Witte Huis heeft ontketend met vriend en vijand, alle geopolitieke spanningen van dit moment en een Brexit voor de deur, is het wonderlijk dat de wereldeconomie niet in een veel dieper dal zit.
Deze periode van economische expansie is op leeftijd. In de Verenigde Staten heeft de hoogconjunctuur het duurrecord verbroken, wat niet betekent dat het Westen in een periode van grote welvaartsgroei terecht is gekomen. Daarvoor is de economie te tam, gaan de lonen zelfs bij lage werkloosheid te weinig omhoog en voelt een groot deel van de bevolking de toenemende voorspoed te weinig. Dat maakt bezorgd over de gevolgen van een eventuele neergang. Niet alleen door het trauma van de financiële crisis van ruim tien jaar geleden. De onrust is er vooral omdat de buffers klein zijn. Het monetaire beleid heeft, met negatieve rentes in tal van westerse landen en de hervatting van de aankoop van staatsleningen, zijn grenzen wel zo’n beetje bereikt. Overheden hebben nog te weinig vlees op de botten om voluit met stimuleringspolitiek te kunnen beginnen. De prijzen van veel activa zijn door de lage of zelfs negatieve rentes fors gestegen en mogelijk kwetsbaar bij een recessie. Want schulden mogen dan goedkoop zijn geworden om aan te houden, aan het eind van de rit zijn het nog steeds schulden.
Mocht de huidige conjuncturele neergang omslaan in een recessie, dan is er dus reden tot bezorgdheid. Er is weinig munitie over om er veel tegen te doen, tenzij de overheidstekorten flink worden opgevoerd. Of nóg experimenteler monetair beleid wordt overwogen.
Er is dus veel aan gelegen om de huidige economische zwakte te mitigeren en om te buigen. Dat kan niet anders dan in internationaal verband, door samen te werken, een respons te coördineren en vertrouwen te wekken. Maar het multilaterale model van internationale samenwerking heeft stevige averij opgelopen.
De hardhandige manier waarop de Amerikaanse regering China’s opkomst probeert te verhinderen, draagt via de handelspolitiek bij aan de verzwakkende economie. China gedraagt zich intussen als een ontwikkelingsland dat het al lang niet meer is, en rijdt al veel te lang gratis mee op de treeplank van de internationale economie.
Wellicht dat een andere Amerikaanse regering de botsing diplomatieker had aangepakt. Maar het conflict tussen de zittende en opkomende economische supermacht was, en is, onvermijdelijk. Het resultaat is dat fragmentatie op dit moment een waarschijnlijker toekomst voor de wereldeconomie lijkt, dan verdere integratie. Investeringen over en weer, in fabrieken en productieketens, nemen inmiddels niet meer toe. Wat er al is wordt hooguit geconsolideerd, als de globalisering niet al met een terugtrekkende beweging bezig is.
Toch is er veel aan gelegen de internationale samenwerking nieuw leven in te blazen. Veel van de grote uitdagingen van deze eeuw, van technologie tot demografie, zijn grensoverschrijdend. Het klimaat, per definitie mondiaal, is veruit het belangrijkste aandachtspunt.
Dat deze problemen zich voordoen in een tijdperk dat de machtsverhoudingen in de wereld aan het verschuiven zijn is wrang: juist nu samenwerking en een gezonde economie van cruciaal belang zijn, lijken deze wankeler dan ooit.