Reportage

Op de snijtafel: bruinviskalf nummer 1774 ontleed

Ecologie Maar goed dat bioloog Lonneke IJsseldijk besloot foto’s te maken van de vele gewonde, aangespoelde bruinvissen die ze ontleedt. Ze hielpen bij het opsporen van de moordenaar.

Lonneke IJsseldijk verricht sectie op een aangespoelde bruinvis.
Lonneke IJsseldijk verricht sectie op een aangespoelde bruinvis.

Op een metalen tafel, naast een bakje met messen en pincetten, ligt een bruinviskalf. Het dier is nog geen meter lang. „Kalfjes worden tussen mei en juli geboren en zijn op deze leeftijd nog afhankelijk van hun moeder”, vertelt Lonneke IJsseldijk. „Deze spoelde vorige week aan bij Egmond aan Zee.” Ze veegt met haar vinger een stukje losse huid van de snuit weg. „Jonge dieren hebben nog een opperhuid die makkelijk loslaat.”

Bij het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum van de Universiteit Utrecht worden dieren postmortaal onderzocht. We zijn zojuist de grote sectiezaal binnengelopen. Vlak daarvoor had IJsseldijk gewaarschuwd: „Het is een onreine ruimte.” Met andere woorden, ik mag niet zomaar overal aanzitten. Ook gaf ze me een labjas en laarzen en moest ik door een laag desinfecterend middel lopen. Zelf draagt ze een plastic schort met haar naam erop en een door haarzelf getekende walvisstaart ernaast.

Lonneke IJsseldijk in het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum van de Universiteit Utrecht. Foto David van Dam

Lonneke IJsseldijk (1991, Alkmaar) leidt het strandingsonderzoek, dat al sinds 2008 loopt, in opdracht van de overheid. Als een aangespoelde bruinvis (Phocoena phocoena) nog in redelijke – niet al te verregaande – staat van ontbinding verkeert, wordt die naar Utrecht gebracht. Daar probeert zij te achterhalen wat de doodsoorzaak is. Ze doet het werk al vanaf haar zestiende. Eerst als vrijwilliger, nu als bioloog.

Het bruinviskalf dat nu op tafel ligt is nummer 1774. „Ze heeft geen verwondingen, maar op het eerste oog is ze mager”, zegt IJsseldijk als ze het dier van buiten bekijkt. Samen met een student maakt ze foto’s, van de vinnen, de kop, de staart, steeds met een liniaal ernaast. „In het begin vond ik het superstom om al die foto’s te maken”, vertelt ze. Maar achteraf zijn ze cruciaal gebleken, bijvoorbeeld om de moordenaar van talloze bruinvissen te achterhalen. „Het onderzoek daarnaar kon alleen gedaan worden omdat we foto’s hadden van de bruinvissen die ik de afgelopen jaren op mijn snijtafel had.”

Van de honderden onderzochte dieren had 15 tot 20 procent namelijk ernstige verminkingen. Hun hals lag open, ze hadden wonden aan hun staart of vinnen, misten hele stroken huid en spek. Lang was het een mysterie wie of wat de oorzaak van die toetakeling was. Kwam het door schroeven van schepen? Door vissers die verstrikte dieren uit hun netten sneden?

Zeehondkaken

Maar nee, de dader kwam uit een onverwachte hoek. In 2012 ontdekten Belgische bruinvisonderzoekers dat de gaten in de bruinvishuid precies overeen kwamen met de vorm van de kaken van grijze zeehonden. IJsseldijk: „In het begin konden we het nauwelijks geloven. De grijze zeehond, zo’n knuffelachtig beest, maar met het gebit van een wolf.”

Een Nederlandse vervolgstudie uit 2014 bevestigde de daderidentiteit. IJsseldijk neemt me mee naar een opslagkamer. Ze haalt er een emmer uit en opent die in een flowkast, die schadelijke dampen afzuigt. Zo krijgen we de formalinedampen niet binnen. Met een handschoen aan vist ze een blok bruinvisstaart op waarin rafelige gaten zitten. „Kijk, bij dit staartstuk pakken grijze zeehonden een bruinvis vaak vast. Je ziet aan allebei de kanten van de staart gebitsafdrukken zitten.” In een van die gaten vonden zij en haar collega’s het sluitende bewijs: DNA van de grijze zeehond.

Foto David van Dam

Eeuwenlang kwamen grijze zeehonden (Halichoerus grypus) niet voor in Nederland, ze waren uitgeroeid tijdens de Middeleeuwen. Pas in 1980 werd er af en toe weer eentje gespot in de Waddenzee, waarschijnlijk komen overzwemmen vanuit het Verenigd Koninkrijk. Maar de populatie steeg en stijgt nog steeds. Recentelijk telden onderzoekers in de Zuidwestelijke delta een kleine 1.500 dieren en in de Waddenzee ruim 4.500.

449 strandingen in 2018

Ook de bruinvis is een tijd uit Nederland weggeweest. Tot 1940 zwommen er veel in de Noordzee, maar daarna verdween de soort, door onbekende oorzaak. Pas sinds 1990 worden bruinvissen weer voor de Nederlandse kust gesignaleerd. Ze namen sterk in aantal toe en ook het aantal strandingen steeg. Tellingen wijzen uit dat er ruim 63.000 dieren in het Nederlandse deel van de Noordzee leven. In 2018 strandden er 449.

Bruinvissen stranden langs hele Nederlandse kust. Er zijn veel waarnemingen in Noordwijk en op Vlieland.

Het is niet bekend of het een nieuw fenomeen is dat grijze zeehonden zich wagen aan bruinvis of dat ze dit vroeger – of op andere plaatsen – ook al deden. Normaal gesproken eten zeehonden namelijk vis en geen warmbloedige dieren.

Maar de whodunit krijgt nóg een staartje. IJsseldijk en collega’s publiceerden deze vrijdag in Scientific Reports dat niet alle bruinvissen acuut sterven aan een grijzezeehondaanval. De dieren die aan de kaken ontsnappen kunnen soms nog maanden rondzwemmen voor ze uiteindelijk door bloedvergiftiging en infecties alsnog het loodje leggen. „Een predator heeft nooit 100 procent kill”, vertelt ze. „Er zijn altijd dieren die ontsnappen. Maar als je weet welke lijdensweg die bruinvissen tegemoet gaan, kun je beter meteen dood gaan.”

De afgelopen vijftien jaar zijn er in Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk bruinvissen aangespoeld met ernstige abcessen, „van kop tot staart”. Op haar computer in haar werkkamer laat IJsseldijk foto’s zien van een bruinvis die zij postmortaal heeft onderzocht. Het dier heeft witte littekens op zijn grijze snuit, een gehavende borstvin en in de hals een ronde, open wond met pus. Ook op de longen zie je stevige, gelige knobbels zitten.

In die ontstekingen bleek de bacterie Neisseria animaloris te zitten. Deze mondbacterie wordt onder meer aangetroffen in de bekken van honden en katten, en blijkt nu dus ook tussen de kiezen van grijze zeehonden te leven. „De boodschap die we met de publicatie willen brengen is dat mensen op het strand moeten oppassen voor de tanden van grijze zeehonden. Mocht iemand eens gebeten worden door zo’n dier, is het goed te weten dat die bacteriën aanwezig kunnen zijn in de wond.”

Acht millimeter blubber

Zo gehavend als het slachtoffer op de computer eruitzag, zo gaaf is het bruinviskalfje dat nu op tafel ligt. „Nou, dit mes is bot”, zegt IJsseldijk wanneer ze een keukenmes vlak achter de linker borstvin zet. Ze haalt het een paar keer over een aanzetstaal. Dan snijdt ze langs de flank, eerst door de donkergrijze huidlaag en daarna door een laag wittige blubber. Ze meet de dikte van deze speklaag. „Acht millimeter? Dat mag het dubbele zijn”, vindt ze. Het bevestigt haar eerdere observatie, dat het kalfje mager oogde.

Foto David van Dam

Als ze de ribbenkast geopend heeft zie je alle organen perfect in het lichaampje liggen. Eén voor één worden ze eruit gehaald. „Dit is best wel cool”, roept ze nadat ze een van de drie magen heeft opengeknipt. „Bruinvissen staan evolutionair nog dicht bij koeien.” In de opengeknipte maag zitten wat viswerveltjes en een paar zilveren schubben. „Dat betekent dat het dier al aan het overgaan was van melk op vast voedsel. Wat jammer dat ze het niet heeft gehaald.”

Op het laatst ligt het dier in stukjes. De kop is doormidden gezaagd, het lijf hangt over tafel heen en er drupt wat bloed op de vloer. De geur? Niet eens zo sterk, een beetje zoetig.

Uit alle organen wordt nog een blokje gesneden voor genetisch en toxicologisch onderzoek. Maar het lukt uiteindelijk niet één duidelijke oorzaak voor het aanspoelen te vinden. Raakte het kalf haar moeder kwijt toen ze voor het eerst alleen vis ging zoeken? Is ze verstoten? Of zou ze bij de storm van een paar dagen eerder gescheiden zijn van haar moeder? IJsseldijk: „Je probeert een verhaal te maken. Maar voor jonge dieren is dat soms lastig. Het is survival of the fittest.”