Spotters aan de waterkant kijken hun ogen uit. Zo’n raar bootje hebben ze nog nooit gezien. De Warnow is geen zeiljacht, maar een bizar verbouwde motorboot met een mast en een zeil. Welke dwaas waagt zich daarmee op de Noordzee?
De verbijsterde Britse kustwacht hield het aanvankelijk op een verbouwde sleepboot. Maar nee, de Warnow blijkt een voormalige loodsboot uit de Oost-Duitse havenstad Rostock. Zo’n dertig jaar deed het bootje daar trouwe dienst voor het direct na de Wende opgekocht werd en in 1990 in Nederland belandde. Daar overlaadde de rebelse outcast Arnoud Brinkman het met zijn romantische dromen: de Warnow moest hem en zijn vrienden over de Noordzee naar het noorderlicht brengen. Een zware kraan werd door hem aangebracht op het stalen scheepje zonder kiel, bij wijze van mast. En zeilen. Naar eigen inzicht transformeerde amateurschipper Arnoud dit vijftien meter lange werkschip naar een zeilschip, bestemd voor een heel andere zee dan waarvoor het ooit gemaakt was. Goede raad van gelooide varensgezellen sloeg hij in de wind. Dit tegennatuurlijke lot van ‘een dapper scheepje dat altijd haar best heeft gedaan’ benoemt Hans Steketee in De Warnow als ‘onrecht’.
Luister ook de podcast: De verdwijning van het schip de WarnowHet ging dramatisch mis: de Warnow verdween in april 2013 tijdens een overtocht in zwaar weer van Schotland naar Noorwegen. Geen spoor van het schip en de driekoppige bemanning. Steketee moest op het moment dat de melding van het vermiste schip op Teletekst verscheen als verslaggever op de krant het bericht natrekken. Al snel krijgt hij door dat het verhaal hem (als zeiler) iets te zeggen heeft over zijn relatie tot de zee – maar wat? De Warnow. Een schip, een man, een droom is zijn veelkantig tastende antwoord.
Doemverhaal
Van meet af aan geeft Steketee dit hedendaagse schipbreukverhaal een icarische lading. In het eerste hoofdstuk, dat als proloog fungeert, lezen we namelijk hoe de satelliet Iris – gebouwd door de Utrechtse röntgenastronoom Bert Brinkman, vader van schipper Arnoud – na bijna drie jaar buiten de dampkring de atmosfeer in tuimelt en verbrandt. In zoverre lijkt het nog of Steketee zich door deze openingszetten voegt naar het (meestal Angelsaksische) genre van het maritieme proza: daarin gaat het vaak over heldhaftige mannen met onstuitbare, al te menselijke eigenschappen die tot riskante, hemelbestormende avonturen leiden. En ja, hubris zal Arnoud voeren tot zijn noodlottige queeste. Maar een held in de opvatting van W.F. Hermans, iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest, is hij niet. Hij dacht niet genoeg na, bezag de zee als vehikel voor de innig verlangde vrijheid, verzuimde de zee te ‘lezen’, dus onvoorzichtig was hij, maar helaas bleef dat niet onbestraft door de elementen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/data49523910-205669.jpg)
In De Warnow reconstrueert Steketee Arnouds levensverhaal en als in een dubbelbiografie (vanwege ‘het onrecht’) diept hij de voorgeschiedenis van de geplaagde Warnow op. Als derde personage speelt de allengs meer en meer gepersonifieerde zee (met zijn ‘koude hart’) een dominante rol. De zee die feilloos je zwakke plek vindt, als je moe bent of niet oplet. Steketee toont zich een nauwgezette, levendige verteller, die zich in zijn monolithisch benaderde onderwerp vastbijt als een terriër. Veelkantigheid troef: is hij in Oost-Duitsland, dan lezen we over Walter Kempowski’s band met Rostock. Aan de Noord-Engelse kust vol vergane glorie passeert de gestage economische malaise van Albion. Gedicteerd door al die invalshoeken wisselen de registers elkaar af, van nautisch jargon tot technische opmerkingen over de instrumenten van Arnoud en zijn vrolijke muziekvrienden. Zo volvoert de diepe wens van de verslaggever zich, niet langer geringeloord door deadlines en een miezerig aantal toegemeten woorden.
Lós gaat Hans Steketee, in zijn doemverhaal dat steeds meer de gehele wereld vangt. Met verve: hij tekent voor literaire non-fictie die op de beste momenten het schrijversproza in het legendarische Britse tijdschrift Granta uit de jaren tachtig reminisceert. Door literaire verbeelding stelt Steketee zich het einde voor van de drie resterende bemanningsleden van de op volle zee overhellende Warnow: ‘En dat het anders dan anders niet recht komt, maar verder opzijdraait, en dat ze opeens klaarwakker zijn, nog nooit zo wakker geweest, alle drie, en dat hun ruimte kantelt, en dat er achter de patrijspoorten geen lucht en geen schuim meer is te zien, en dat ze zich nog even afvragen waarom je rechtop zou moeten staan tegen het dak van het stuurhuis. En dat het na het geluid van de wind dat ze al twee dagen horen opeens raar stil is.’
Einzelgänger
En toch, de titel ten spijt, heeft het verhaal van Arnoud het meeste gewicht. Schipper naast God noemt Steketee hem, vast met een ironische knipoog naar Jan den Hartogs gelijknamige toneelstuk uit 1942 over een godvruchtige zeeman die schitterde door medemenselijke heroïek. Arnoud leek daar niet op. Als Utrechts gymnasiast was hij eind jaren zeventig al anti-alles, zoals het een punker betaamt. In de jaren tachtig leefde hij, gesjeesd als student, als junk en straatmuzikant. Nadat hij eindelijk blijvend wist af te kicken bleef hij in de marge van de samenleving verkeren, in de haven van Schiedam met een klusbedrijfje. De droom van deze charismatische einzelgänger was om naar zee te gaan, misschien gestuwd door een doodsverlangen. Zonder dat hij dat benoemt, portretteert Steketee Arnoud (1966) als een vertegenwoordiger van de verloren generatie, bevangen door de slechte economische vooruitzichten na de tweede oliecrisis en het het no future-gevoel uit de door nucleaire dreiging gekleurde jaren tachtig. Als bijna-generatiegenoot is Steketee (1959) merkbaar gefascineerd door zijn tegenpool Arnoud. ‘Voorzichtig’ noemt de schrijver zichzelf en zelfs angstig (op zee), waardoor zijn eigen zeilavonturen juist goed afliepen. Maar ook herinnert hij zich hoe het bijna verkeerd ging op zijn vijftiende. De zeilboot van de gebroeders Steketee kantelde over hen heen in het Veerse Meer. Hans trapt zichzelf omhoog, maar voelt touw en zeildoek en staaldraad. Vervolgens bedenkt hij dat hij naar achteren moet zwemmen. Precies dat denken onderscheidt hem van Arnoud, die bewust onveilig terrein opzocht, eerst met drugs, later als eigengereide amateurschipper. Door diens onmaatschappelijkheid raakte het generatiewijde, destructieve romantische levensgevoel uit zijn jeugd gestold. Hij bleef een onbezonnen kind van zijn tijd.