Niemand loopt graag om. Ook patiënten kiezen de snelste route tussen kliniek en bewoonde wereld. In Den Dolder is dat een wandeling van elf minuten. Door de bossen van het instellingsterrein via het bruggetje over de N238. Dan langs de Willem Coxlaan, met jarennegentigbouw, en links het trappetje af dwars door nieuwbouwwijk Duivenhorst richting winkelcentrum of station. Een paar keer per uur maakt iemand die wandeling.
De bewoners van de Willem Coxlaan zijn niet anders gewend. Het abnormale, ze kunnen er wel om gniffelen. Die keer dat ’s nachts „een wijfie in trainingspak” bezig was alle ruitenwissers van de auto’s te verwijderen – een buurman regelde het voor de hele straat met de verzekering. Een man die zich voor het oog van de buurt ontkleedde – „zes lagen!” Slapers op de oprit, mensen die aanbellen: „Mag ik kakken?” Het hoort erbij, vinden ze.
Maar deze zomer kregen ze een brief van de gemeente. In de brief stond dat ze op het pad een hek wil plaatsen, bij het trappetje naar de nieuwbouwwijk. Twee meter hoog. Met pincode, alleen in bezit van omwonenden. Er waren incidenten en een deel van bewoners ervaart overlast. De gemeente had er genoeg van en besloot: de patiënten kunnen omlopen.
Witheet werden ze op de Willem Coxlaan van dat idee. „Nou, dan hang ik de pincode meteen aan het hek”, had bewoonster Inez de Jong gezegd. En in een reactie aan de burgemeester bracht een andere bewoner nog eens de beginzin van de brief in herinnering: „Al geruime tijd zijn we met elkaar in overleg over de looproute.” ‘We’, schreef hij, dat zullen de bewoners zijn. En ‘ze’, zijn dat de patiënten? Horen die er niet bij?
In Den Dolder staan relaties onder druk. Tussen kliniek en gemeenschap, en burgers onderling.
Eerste deuk in het vertrouwen
Natuur doet de geest goed, dat was ooit het idee. De ‘geesteszieken’ verdwenen van de bewoonde wereld en in Den Dolder, een gehucht op een uitloper van de Utrechtse Heuvelrug, verrees in 1906 gestichtsterrein de Willem Arntsz Hoeve, op 205 hectare bos en heide. Een levendige gemeenschap met honderden zwakbegaafden en, later, psychiatrische patiënten. Met een kerk, film- en bingo-avonden en – tot 1980 verplicht – werk op de boerderij. Driehonderd mestvarkens en tachtig koeien.
De bewoonde wereld was toen alweer dichterbij gekropen. Den Dolder, gelegen aan het spoor, kreeg een winkelcentrum, cafés en arbeiderswoningen voor de fameuze zeepfabriek, waar later Remia kwam. ‘Den Dolder, sauzenhart van Nederland.’ De Willem Arntsz Hoeve, door Doldenaren ‘de stichting’ genoemd, verkocht delen van de grond. Daarop kwam een golfbaan en verrezen woningen. De boerderij stopte.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415164-0f4dc5.jpg|https://images.nrc.nl/5XY98dlgNTPiEYmz4iqlKj6s3bU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415164-0f4dc5.jpg|https://images.nrc.nl/ySnM2tIWy-3Kvu9mEwl5nyvL7aw=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415164-0f4dc5.jpg)
Wie destijds het paadje nam, tussen kliniek en bewoonde wereld, kon bij de Willem Coxlaan officieel niet naar links. Daar was een afscheiding met gaas, en daarachter een zanderige kuil met een sporthal en jaarlijks de Dolderse piekenkermis, op de plek waar nu nieuwbouwwijk Duivenhorst ligt. Omlopen was mogelijk. Maar het gaas werd weggetrokken. Een mens kiest graag de snelste weg.
‘Ze’, dat waren destijds niet de patiënten. Die lieten zich door het afnemend aanbod op het gestichtsterrein juist vaker zien in het dorp. Bij de super, de sigarenboer, het café. Ze werden vaste gezichten. De Doldenaren maakten kennis met mensen als ‘Peter Zwaailicht’, die op eigen houtje het verkeer regelde. Bewoners kenden cliënten bij naam, een deel werkte zelf bij de stichting.
‘Ze’, dat was Zeist. Kijk op de gemeentekaart en Den Dolder oogt als een eiland dat eerder de gemeente De Bilt toebehoort. Wij Doldenaren, het afvoerputje van Zeist, dat was het sentiment. Een wij-tegen-zij-gevoel dat in het gemêleerde dorp, met fabrieksarbeiders én villabewoners, verbroedering bracht.
Maar de inzichten in de zorg veranderden, bewoners aan de Willem Coxlaan zagen het voor hun deur gebeuren. De passantenstroom zwol aan met de groeiende ambulantisering. Meer rolkoffertjes vooral, met spullen van thuis. Patiënten kwamen tijdelijk en woonden niet meer in de kliniek. Vaste gezichten maakten plaats voor mensen die slechter waren gekleed, minder gedag zeiden. Veelal verslaafden, want ook die horen nu bij de psychiatrie.
De junks van Hoog Catharijne, in het vredige Den Dolder. Diehards, gewend te overleven op straat. De stichting had in 2003 een leegstaand pand verhuurd aan een kliniek uit Utrecht. Een clubje van slechts dertig man, maar duidelijk aanwezig. Op het stichtingsterrein, waar werd gedeald, en waar ze invloed hadden op de kwetsbare jeugd van andere instellingen. En in het dorp. Stelen van de drankwinkel, de super, de sigarenboer. Plassen en poepen in tuinen, spuiten, blowen. De wachtruimte van het station, daar ging je niet meer zitten. En kon je fiets voorheen nog wel eens zijn meegenomen door een patiënt die ’m dan keurig stalde, verderop, nu was ’ie écht weg.
„Geen fijne periode”, zegt bewoner Inez de Jong. Ze weet nog hoe het paadje tussen kliniek en bewoonde wereld bezaaid lag met lege blikjes bier. Meermaals per week legde ze de blikjes in hoopjes langs de kant. Een ploegje met patiënten haalde ze op, onder begeleiding.
De overlast leidde tot een eerste confrontatie met de stichting. Er kwam een felle bijeenkomst waar de bewoners het bestuur ter verantwoording riepen. Een toezichthouder in het dorp en een klachtenlijn voor bewoners maakten al veel goed. En de verslavingskliniek zou later weer verdwijnen. Maar de stichting had een eerste deuk opgelopen in het vertrouwen van bewoners.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415110-55251d.jpg|https://images.nrc.nl/kFrF_w8u8ryhZUruHyQMAKk-3iM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415110-55251d.jpg|https://images.nrc.nl/nEz4YoUWkZCGfcCbN_KZJWZAH6w=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415110-55251d.jpg)
En toen kwam de dood van Anne Faber
Twee jaar na Michael P. zit de schrik er in Den Dolder nog altijd in, zegt Jan Scherphuis thuis op de bank. „Wat voor types zitten hier? Dat vragen we ons sindsdien af.”
In de jaren vóór de moord op Anne Faber was het rond de stichting juist relatief rustig. Een reeks autobranden had begin 2017 nog de gemoederen in het dorp bezig gehouden – de reeks hield op nadat twee verdachten, vrouwelijke patiënten, waren overgeplaatst naar een andere kliniek. Maar verder was het vooral stíller geworden. De verslavingskliniek was verdwenen, een kliniek voor ouderen, voor jeugd. Wie er nog wél zaten, ze hadden geen idee. Patiënten met delicten op hun naam? „Je dacht er gewoon niet over na.”
Scherphuis woont niet aan het paadje tussen instelling en bewoonde wereld. Maar als bestuurder van Belangenvereniging Den Dolder, ruim driehonderd leden, voelt hij zich betrokken. De Belangenvereniging was vijftien jaar geleden opgericht uit onvrede over woningbouwplannen van de gemeente Zeist. Want behalve de patiënt veranderde ook het dorp. Het bosrijke Den Dolder, waar je prachtig kunt fietsen, en slechts dertien treinminuten vanaf Utrecht CS, werd gewild bij de forens en groeide rap tot 4.370 inwoners.
Op het instellingsterrein en in de Remia-fabriek werken amper nog Doldenaren. De nieuwe inwoners, dat zijn jonge gezinnen met drukke banen elders in het land. Ze kwamen te wonen in nieuwbouwwijken als Duivenhorst, opgeleverd in 2016, en ontbeerden dat wij-zij-gevoel met Zeist. Het jarenlange „gewenningsproces” van wonen naast een kliniek, zoals Scherphuis het noemt, hadden ze overgeslagen.
De discussie over het bewuste looppad liep al vóór Michael P., wil hij maar zeggen. Toen al pleitte een deel van de nieuwe bewoners voor afsluiten, net als Scherphuis. „Het pad was clandestien ontstaan.” Hun verzoek destijds was vergeefs.
En toen de dagenlange zoektocht, de arrestatie van P., de vondst van Anne Faber – op 12 oktober twee jaar geleden. De gebeurtenissen maakten op alle Doldenaren indruk. Ouders denken wel twee keer na voordat ze hun kinderen door de bossen van de stichting laten fietsen naar de manege. De angst dat elke patiënt een potentiële P. kan zijn is bij ouders met opgroeiende kinderen het grootst. Dat merkten ze ook in het kinderrijke Duivenhorst. Passanten werden er met andere ogen bekeken. Het overgrote deel van de patiënten liep heus rustig, knikte vriendelijk. Maar stel je voor.
De gemeente legde een alternatief pad aan. Met verlichting, volledig over het bosrijke instellingsterrein tot aan het station. Drie routes leiden nu van kliniek naar bewoonde wereld. Maar een mens kiest graag de snelste weg.
Weet je, zeggen ze aan de Willem Coxlaan, als je met patiënten problemen hebt, dan moet je hier niet komen wonen. Hún kinderen, inmiddels volwassen, zijn hier opgegroeid en dat ging altijd goed. Je hebt er maar op te vertrouwen, vinden ze, dat de kliniek weet wie er zit.
„Vertrouwen? Laat de kliniek dat eerst maar eens verdienen”, zegt Scherphuis. Daar gaat het volgens hem mis. De kliniek heeft geen gezicht. Na Michael P. is het bestuur al eens gewisseld, de naam veranderd. Vanwege fusies. Het is de grootschaligheid in de zorg, „de afstandelijkheid”, die hem zorgen baart. „Wie voelt zich écht verantwoordelijk?”
In juni ging het twee keer mis
De eerste keer op het instellingsterrein keek Red Spelt zijn ogen uit. Dat was in 1990, toen de stichting nog een levendige gemeenschap had en serieuze arbeid. Op de boerderij kreeg Olga 62 eens een Zilveren Koe – 100.000 liter melk. Spelt kwam er te werken als beveiliger en zag de populatie veranderen. In 1991 kwam er een – gesloten – afdeling bij voor patiënten op strafrechtelijke titel en in 2003 de verslaafdenkliniek. De beveiliging werd uitgebreid tot dertig man. Spelt selecteerde zijn medewerkers op communicatieve vaardigheid. Contact maken, horen wat er speelt. „Patiënten zeiden ons letterlijk: je hebt het niet van mij, maar in die hoek wordt gedeald. En dan ga je daar posten.” En geen rancune voelen als een patiënt een keer agressief uitvalt. Patiënten moet je kennen, vindt hij. Hij wilde wéten dat iemand die met een mes de bloemkool staat te oogsten, zijn ouders heeft omgebracht. „Dan weet je: ik draai m’n rug niet ernaartoe.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data45668775-43cde6.jpg)
Stevig optreden deed hij vooral tegen patiënten die net vanuit een – zwaarbeveiligde – penitentiaire inrichting kwamen. „Die zagen het hier als een luilekkerland.” En als ze stennis schopten in het dorp, sprak hij de behandeld psychiater daarop aan, waarna hij soms hoorde: ‘Dat is mijn probleem niet’. Maar wat hielp waren de korte lijnen met het bestuur. Met hun mandaat kon Spelt tegen behandelaars zeggen: jij bent wél verantwoordelijk.
Die korte lijnen waren al lang doorgeknipt toen Red Spelt in december 2015 al zijn medewerkers bij elkaar moest roepen. Ze werden ontslagen. Door de ambulantisering waren er minder nodig. Hun werkgever Altrecht, eigenaar van het terrein, met filialen in Zeist, Nieuwegein, Utrecht, Woerden en Houten, had besloten de beveiliging uit te besteden aan een uitzendbureau en de meldkamer op het terrein op te heffen – dat werd voortaan centraal geregeld vanuit Utrecht. Kort erna is Spelt gestopt.
Drie instellingen zijn er nog op het terrein van de stichting, maar de zorg richt zich vooral op de forensisch-psychiatrische kliniek. Daar zit een hek omheen, beveiligingsniveau 2 – van 4 – en patiënten krijgen er vrijheden om te wennen aan een terugkeer in de maatschappij.
‘De veiligheid rondom het terrein verbeteren door inzet van extra bewaking’, was een van de punten uit het verbeterplan dat de kliniek had opgesteld na de gebeurtenissen rond Michael P. Zo was het personeelsverloop onder behandelaren te hoog en hadden medewerkers laten weten de vaste beveiligers te missen.
De forensische kliniek, die per 2025 Den Dolder wil verlaten, beloofde de problemen aan te pakken. Ze stelde onder meer twee beveiligers aan op het terrein, drie buurtcoaches voor contact met bewoners, huisregels voor cliënten werden strakker gehanteerd – voor 22.00 uur binnen zijn.
Nederland telt zo’n twintig instellingsterreinen waar patiënt en bewoner naast elkaar leven. En overal gebeurt wel eens wat. Vooral binnen de kliniek – vechtpartij, bedreiging, brandstichting – en soms daarbuiten. Vorig jaar waren er in Den Dolder vijftien incidenten. Dat zijn er niet meer dan elders, maar in het dorp ligt alles nu gevoelig.
Afgelopen juni ging het tweemaal mis. Een patiënt verliet midden in de nacht de kliniek en brak in bij Gall & Gall. Terwijl daags ervoor een ander niet was teruggekeerd van verlof en volgens de politie ‘een gevaar’ kon zijn voor zichzelf of zijn omgeving. Waarna kranten schreven: ‘levensgevaarlijke patiënt ontsnapt’. Ouders hielden hun kinderen binnen en de directeur van de kliniek werd op het matje geroepen bij de minister. De kliniek is „te veel naar binnen gekeerd”, concludeerde hij. Elk incident moest voortaan gemeld, drie maanden lang.
„Hoe kan een patiënt die om 22.00 uur binnen had moeten zijn, midden in de nacht inbreken bij de Gall en Gall?” vraagt Scherphuis zich af. Hij pleit namens de Belangengroep voor directe sluiting van de kliniek. En anders een verplichte avondklok voor patiënten. En afsluiting van de looproute door Duivenhorst.
Buurtcoach Erik van den Berg zit op het terras van De Egelantier, een café in Den Dolder waar bewoners en patiënten vaak samen zaten. Maar patiënten ziet hij hier nog weinig. „Sommigen durven het dorp niet meer in. En nu wordt van ons verwacht dat we zeggen dat ze ook niet meer door de wijk mogen lopen. Dat vind ik heel erg.”
Van den Berg heeft als oud-beveiliger de bezuinigingsronde meegemaakt. Hij is nu buurtcoach. De tolerantie voor patiënten in het dorp is afgenomen, merkt hij. „‘Daar heb je ze weer’, hoorde ik laatst twee dames zeggen. Maar die patiënten horen dat ook.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415173-2eed02.jpg|https://images.nrc.nl/RCzOKs6M1ElPIGgzsvvd64rtwwY=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415173-2eed02.jpg|https://images.nrc.nl/WxeKAReywx_FlMEKQTeTMZ7VcRY=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data50415173-2eed02.jpg)
Nu staat élk incident in de krant
Hij begrijpt het wel. Het ís ook lastig uitleggen als een patiënt midden in de nacht inbreekt bij een drankwinkel terwijl de huisregels voorschrijven: om 22.00 uur binnen zijn. Maar in dit geval, zegt een woordvoerder, was er alles aan gedaan om de patiënt binnen te houden: contact met behandelaars, politie, reclassering, familie. Alleen, de kliniek heeft zich ook te houden aan de wet en deze patiënt was vrijwillig in behandeling. En je mag iemand niet gijzelen – huisregels of niet.
De kliniek meldt nu op een website alle verlofbewegingen van patiënten én hun delicten. Patiënten met een risicoprofiel als dat van Michael P. zouden er niet meer zitten.
Maar nu elk incident moet worden gemeld, staat ook élk incident in de krant. De ‘levensgevaarlijke patiënt’ die in juni was ‘ontsnapt’, bleek iemand met een laag risicoprofiel die niet was teruggekeerd van onbegeleid verlof. „En zo wordt er elke keer weer een slinger aan gegeven”, zegt buurtcoach Van den Berg.
Alles mag gezegd, dat is Den Dolder. De meningen verschillen. Over Zeist, de afsluiting van de spoorwegovergang – een discussie die al jaren woedt – en nu ook over het hek richting Duivenhorst. Op een bijeenkomst stonden omwonenden onlangs tegenover elkaar. ‘Koninkrijk Duivenhorst!’ zei iemand van de Willem Coxlaan. ‘Nu een resort, straks met pincode!’
„‘Ze’, dat is Zeist niet meer, dat zijn de patiënten geworden”, zegt Inez de Jong, thuis aan de keukentafel in de Willem Coxlaan. Maar alleen wijzen naar de kliniek vindt ze te gemakkelijk. „Hoe moeten patiënten nou terugkeren in een samenleving die zo vijandig is? Veel patiënten zitten hier ambulant. Hun doel is résocialisatie. Je kúnt ze niet buiten de bewoonde wereld houden.”
Ze verbaast zich vooral over de houding buiten de wijk. Bewoners van de Dolderse Duinen die óók voor het hekje zijn. Inwoners van Bilthoven, Zeist, die pleiten voor sluiting van de kliniek – een online petitie leverde 1.746 handtekeningen op. „Het lijkt wel of de acceptatie van mensen met verward gedrag vermindert. Alsof mensen angstiger worden, onvoorspelbaar gedrag niet meer accepteren.”
Een hek, vindt ze, is een goedkope oplossing voor een ingewikkeld probleem. „Ook wij als gemeenschap zijn verantwoordelijk. Laten we liever investeren in begrip voor patiënten. In de verbinding leggen, kwartier maken. Je openstellen voor de ander.”
Het was de burgemeester zélf, Koos Janssen, die in zijn nieuwjaarstoespraak refereerde aan ‘Bubbelonië’. ‘Heb interesse in de ander’, sprak hij uit. ‘Vijandsdenken lost niets op, dat maakt de problemen juist groter’. „En nu komt hij met dat hek.”
Op zijn werkkamer in Zeist kan Koos Janssen een glimlach niet onderdrukken. „Ja, die toespraak. Wie zitten in een bubbel? Zij? Ik? Wij allemaal? Als burgemeester heb ik te maken met verschillende werelden en het is mijn taak die met elkaar te verbinden.”
Janssen neemt soms even pauze, zoekend naar woorden vouwt hij zijn handen bij elkaar. „Ik ben het niet eens met mensen die zeggen: wég met de kliniek. Het gaat in onze samenleving om zorg en veiligheid, in díé volgorde. Maar soms moet je een beslissing nemen als de angst regeert, en dan moet het maar.”
De angst is er nog. Dat maakt Janssen op uit brieven, gesprekken met bewoners. „En ik zie het als mensen hun ramen sluiten omdat ze via de WhatsApp horen dat een patiënt is vermist.” En ja, een deel van de bewoners is níét bang. „Al zijn het er maar een paar, als burgemeester heb ik ook, júíst, rekening te houden met een minderheid.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/09/data49466494-dd7b04.jpg)
Ook in nieuwbouwwijk Duivenhorst waren incidenten. Een drietal, volgens Janssen. Iemand zou in de speeltuin tegen een vader hebben gezegd: ik heb een mes. Iemand zou hebben aangebeld waarna een kind opendeed en er werd gestolen uit de gang. En een schennispleging. Een deel van de wijkbewoners is voor het hek, een deel ook niet - sommige bewoners zijn uit de buurtapp gestapt.
Janssen ziet het hek als een tijdelijke maatregel, een „noodzakelijke duw” om de balans tussen zorg en veiligheid in evenwicht te brengen. De balans ontbreekt door het trauma van twee jaar geleden, maar ook omdat de kliniek wat hem betreft bewoners „te weinig laat ervaren” dat het beter gaat. „Het aantal incidenten neemt niet af, dus de veiligheid is onzeker. En ook zal de kliniek de samenleving beter moeten leren omgaan met patiënten, vertrouwd maken met het afwijkende. Ik heb gevraagd om extra buurtcoaches, om iemand op bestuurlijk niveau die zich ontfermt over de omgeving, de veiligheid. Tot nu toe tevergeefs.”
Het hek als signaal aan de kliniek? „Ja, ook. Zag ik verbetering, dan was een hek misschien niet nodig. Maar als de kliniek zegt ‘we doen ons best’, nou, niet veel van gemerkt. Dat zal onvermogen zijn, geen onwil. Maar ik vind dat ik de kliniek, na alle gebeurtenissen, maximaal mag aanspreken op haar verantwoordelijkheid.”
Op 24 september heeft de kliniek beloofd een vierde buurtcoach aan te stellen. De gemeente heeft de beslissing over het hek intussen uitgesteld. Ze laat weten meer tijd nodig te hebben voor een zorgvuldige afweging.