‘Ik heb in drie Europa’s gewoond. Drie totaal verschillende Europa’s.” Zo begon Aleida Assmann, auteur van het boek Der europäische Traum: Vier Lehren aus der Geschichte, laatst een lezing in Brussel.
Haar verhaal zal voor velen herkenbaar zijn. In een week waarin de Amerikaanse, Turkse en Russische presidenten willens en wetens een horde IS-strijders plus familie op Europa loslaten, en daar nog om lachen ook, wordt het zelfs heel duidelijk welke kant het met Europa op moet.
Het eerste Europa, daarin werd ze geboren. Het duurde van 1945 tot de val van de Muur in 1989. De architecten van dat Europa waren de helden van de Eerste Wereldoorlog. Oude mannen, die haar niets zeiden. „Ik dacht dat Robert Schuman een componist was,” zei ze. De naam René Cassin, die de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens schreef en de Nobelprijs kreeg, zei haar niets. Europa was een gedeeld continent, het „Europa van de polarisering”: ons westelijke stuk zat onder de Amerikaanse stolp, diep ingebed in het westerse kamp. De Amerikanen waakten over ons. Alles wat spannend en interessant was, speelde zich in Amerika en Engeland af: politiek protest, The Beatles, films. Nog een indruk: iedereen keek vooruit, in die dagen. Het verleden moest worden vergeten.
Die fase leek eeuwig te duren. Dat de Muur viel, verraste velen. Ineens lag de toekomst open. Zo begon het tweede Europa, dat duurde tot in 2015. Dit was het „Europa van het pluralisme” – minder benauwd, meer divers, interessanter. De externe vijand, de Sovjet-Unie, was weg. Door de uitbreiding met nieuwe landen viel er weer veel te ontdekken. En de geschiedenis keerde terug. Holocaustslachtoffers werden eindelijk gehoord. We organiseerden restitutie, bouwden musea. Maar we bestudeerden Auschwitz, niet de Leningradblokkade die een miljoen mensen noodlottig werd. Voor Midden- en Oost-Europa was minder aandacht. Zo groeide onderhuids verdeeldheid.
Dit tweede, ietwat doelloze Europa eindigde met de vluchtelingencrisis in 2015. Die bracht de verdeeldheid aan de oppervlakte en zette deels Brexit in gang. Zo begon het derde Europa: het „Europa van de tegenstellingen”, vol zorgen over identiteit en toekomst, vol vragen over wat ons bindt en wat onze focus moet zijn. De bindende, integrerende kracht van de EU neemt af. Tegelijkertijd democratiseert Europa en wordt het daardoor politieker en boeiender. Wat is de EU? Wat doet ze, wat niet? Voor die vragen is meer aandacht dan ooit.
En nu keren onze bondgenoten zich tegen ons. De Amerikanen speelden een belangrijke rol bij de Europese eenwording. Ze waren bang dat heel Europa anders communistisch werd. Nu laten ze ons als een baksteen vallen. Al sinds 1989 focust Washington meer op Zuid-Azië, op China. Toch weigerden wij jaren om op eigen benen te staan. Europese defensie en buitenlandpolitiek? Europa als geopolitieke macht? Nergens voor nodig, zeiden de politici. Nu blijkt: het is wél nodig. We worden omringd door rancuneuze buren en groeperingen die ons willen destabiliseren. Alleen als markt en als ‘waardengemeenschap’ overleven we dit niet.
De EU is wereldkampioen ruziën. Toch heeft ze afgelopen jaren alle crises overleefd. Waarom? Simpel: regeringsleiders, die alle besluiten nemen in Brussel, wílden dit overleven. Ze kozen ervoor. Burgers waarderen dit. In veel landen wordt de EU steeds populairder. Mensen zijn misschien niet blij met de EU, maar wel steeds meer blij in de EU.
In een rustige omgeving met aardige buren had dit derde Europa kunnen verwateren. Maar we worden omringd door grommende grootmachten die importtarieven, data en vluchtelingen als wapen tegen ons inzetten. Door deze externe druk zal Europa zich voor de vierde keer moeten uitvinden. Als geopolitieke macht, dit keer.