Zo ziet het eruit als een gemeentelijke noodkreet zich vermomt in ambtelijk jargon: „Het is positief dat de minister zich realiseert dat het Rijk een belangrijke rol past bij de totstandkoming van warmtenetten op regionaal niveau. We blijven dan ook onverminderd met het ministerie in gesprek over de ambities van de gemeente Rotterdam.”
Vrij vertaald staat er: minister Wiebes, u vindt ook dat Zuid-Holland warm water moet inzetten als duurzame vervanging voor gas. Kunt u ons dan helpen met onze mislukte poging?
De zinnen staan in de formele reactie van het Rotterdamse stadsbestuur op een vernietigend rapport dat de lokale Rekenkamer eerder deze week publiceerde over de gemeentelijke aansturing van het noodlijdende Warmtebedrijf Rotterdam (WBR).
Begrijpelijk is het hulpverzoek van Rotterdam zeker: de gemeente dreigt 200 miljoen euro aan het Warmtebedrijf kwijt te raken. Maar hoe groot is de kans dat Wiebes luistert?
Rotterdam en de provincie Zuid-Holland moeten zo snel mogelijk een oplossing vinden voor het Warmtebedrijf, waarvan zij de enige aandeelhouders zijn. Deze zomer zijn diverse scenario’s uitgewerkt. Binnenkort zal de Rotterdamse gemeenteraad zich daarover buigen.
Nu is al duidelijk: zonder steun van het Rijk – of een door het ministerie aangewezen derde partij – zijn de beschikbare oplossingen voor gemeente en provincie zo duur dat ze politiek moeilijk te verkopen zijn. En hoe dan ook bijzonder risicovol.
Het Warmtebedrijf, in 2006 opgericht om met overtollige warmte uit de havenindustrie zo’n 300.000 tot 500.000 huizen duurzaam te verwarmen, zit klem. Namens het WBR hebben zijn aandeelhouders in 2016 een contract uitonderhandeld met energieconcern Nuon. Dat verplicht het Warmtebedrijf ertoe vanaf 1 januari 2020 warmte te leveren in Leiden. Per 2022 móét dit bovendien restwarmte uit de Rotterdamse haven zijn, zo staat expliciet in de overeenkomst met Nuon. Lukt dat niet, dan draaien Rotterdam en Zuid-Holland volledig op voor schade.
Daarmee staat het WBR, een bedrijf met slechts veertien medewerkers waar Rotterdam al meer dan 200 miljoen aan heeft gespendeerd, voor de levensgrote opdracht een 43 kilometer lange warmtetransportleiding aan te leggen tussen Rotterdam en Leiden, de ‘Leiding over Oost’. Gemeente en provincie bedachten de leiding drie jaar geleden als redding voor het Warmtebedrijf, dat jaarlijks miljoenenverliezen leed. Nieuwe afzetmogelijkheden zouden het Warmtebedrijf eindelijk aan de gewenste inkomsten helpen. Het contract met Nuon zou redding brengen.
Alleen: gemeente en provincie kregen al snel na ondertekening ruzie over de financiering van de projectkosten, naar schatting zo’n 140 miljoen euro. Ook slaagde het Warmtebedrijf er niet in de benodigde vergunningen te verkrijgen. Gevolg: de aanleg van de warmtepijp is minstens een paar jaar vertraagd. Sterker nog, voorlopig ligt het project stil.
Vraag is dus, hoe verder? Periodieke geldinjecties van gemeente en provincie behoeden het Warmtebedrijf nu voor een faillissement. Dat is geen oplossing, al was het maar omdat er niets verandert aan de verplichting om straks warmte te leveren in Leiden. Ook het noodplan voor Leiden waarover nu wordt onderhandeld, waarin de huidige warmteleverancier Uniper zijn gascentrale wat langer laat doordraaien (voor rekening van WBR), kan slechts tijdelijk soelaas bieden, en kost de gemeente vermoedelijk veel geld.
Warmterotonde 'op de groei'
Vandaar dat Rotterdam zinspeelt op betrokkenheid van het Rijk. En de timing lijkt gunstig. Vorige maand beloofde minister Wiebes „actieve betrokkenheid” bij de totstandkoming van een zogeheten ‘warmterotonde’ in Zuid-Holland. Daarbij worden warmteoverschotten uit de havenindustrie via een grootschalig buizensysteem de provincie rondgepompt om woningen, bedrijven en glastuinbouw te verwarmen. Volgens Wiebes biedt zo'n Zuid-Hollandse warmterotonde een „unieke kans” om de regio te verduurzamen en het gasverbruik in één klap flink terug te dringen.
De eerste stap in de ‘actieve betrokkenheid’ van de minister is het besluit om Gasunie, een staatsbedrijf, aan te wijzen voor de aanleg en het toekomstige beheer van een warmtetransportleiding tussen Rotterdam en Den Haag, de zogenaamde Leiding door het Midden (LdM). Energiebedrijf Eneco, warmteleverancier in zowel Rotterdam als Den Haag, had zo’n leiding al een paar jaar in voorbereiding. Maar dat ging om een relatief smalle pijp, groot genoeg om Haagse woningen van havenwarmte te voorzien, maar te smal om op grote schaal glastuinbouwers in het tussenliggende Westland aan te sluiten. Juist die hebben veel warmte nodig, dus dáár valt vanuit duurzaamheidsperspectief veel winst te halen.
Alleen, hoe groter de warmtepijp, hoe groter de financiële risico's, zeker in de eerste jaren. Denk aan hogere kosten voor de bouw en het beheer van de leiding, grotere kwetsbaarheid voor schommelende energieprijzen en de mogelijkheid dat de warmteafzet tegenvalt omdat bijvoorbeeld glastuinbouwers voor een alternatief kiezen.
Zonder steun van het Rijk komt een warmterotonde „op de groei” dus niet tot stand, is de conclusie van Wiebes. Daarom heeft het ministerie 90 miljoen euro vrijgemaakt voor de Leiding door het Midden en neemt Gasunie het project voor een onbekend bedrag over van Eneco.
Wat betekent dit voor het noodlijdende Warmtebedrijf en zijn aandeelhouders Rotterdam en Zuid-Holland? De Leiding over Oost waaraan zij zich hebben gecommitteerd is óók bedacht als onderdeel van de regionale warmterotonde. Niet alleen Leidse woningen, ook bedrijven op de route en vooral het glastuinbouwcluster in het zogenoemde Oostland, dat de gemeenten Pijnacker-Nootdorp, Lansingerland, Zuidplas en Waddinxveen omvat, zouden worden aangesloten. Volgens Albert Abee (CDA), wethouder in Lansingerland, verbruikt dit cluster meer gas dan de stad Rotterdam. Met andere woorden, het belang van de warmtepijp tussen Rotterdam en Leiden overstijgt dat van het Warmtebedrijf en zijn aandeelhouders, en past bij de ambities van het Rijk. Kan Wiebes niet bijspringen?
Gammele businesscase
Het lijkt er niet op. Niet zolang wordt vastgehouden aan het plan in zijn huidige vorm. Daarvoor is de businesscase te gammel, blijkt uit gesprekken met bronnen bij het ministerie, het Warmtebedrijf en de gemeente Rotterdam. Een eerdere poging, in de zomer van 2018, om het project met steun van het Rijk onder te brengen bij Gasunie is op niets uitgelopen.
Fundamentele zwakte: het WBR heeft zich contractueel langjarig verplicht de restwarmte tegen ongunstige tarieven in te kopen bij afvalverwerker AVR. De prijs die het WBR bij levering in Leiden van Nuon krijgt is te laag om een gezonde marge over te houden. Nog los van de financiële risico’s rond de bouw van de warmtepijp en de mogelijkheid dat de aansluiting van glastuinbouwers en bedrijven de eerste jaren tegenvalt.
De gemeente Lansingerland heeft bovendien berekend dat de pijp die het Warmtebedrijf wil bouwen te dun is om het glastuinbouwcluster aan te sluiten. Paradoxaal genoeg omdat een grotere pijp de investeringsrisico’s voor provincie en de gemeente Rotterdam in eerste instantie nóg veel groter zouden maken. „De Leiding over Oost heeft inderdaad minder potentieel dan de Leiding door het Midden”, zegt een bron bij het ministerie.
En dus ligt het voor de hand dat de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland op zoek moeten naar een andere oplossing voor het Warmtebedrijf en de Leiding over Oost, of op zijn minst een groot verlies zullen nemen. Daarbij is de positie van de provincie extra ingewikkeld. Die ijvert normaal gesproken voor een warmterotonde die het beste is voor Zuid-Holland, maar heeft als aandeelhouder van het Warmtebedrijf óók een financieel belang te verdedigen. Die twee gaan niet per definitie samen.
De tijd dringt. Iedere dag die verstrijkt zonder oplossing loopt de rekening voor de vertraging verder op en moet het Warmtebedrijf met geldinjecties overeind worden gehouden. Of zoals een bron bij het Warmtebedrijf het verwoordt: „Iemand moet het bonnetje nu gaan oppakken. Waar je ook voor kiest.”