De vraag naar studentenwoningen in Nederland zal de komende jaren blijven toenemen. Dit is voornamelijk het gevolg van de toestroom van buitenlandse studenten. Dat blijkt uit de jaarlijkse Landelijke Monitor Studentenhuisvesting die donderdag is gepubliceerd door het Kenniscentrum Studentenhuisvesting (Kences).
In de komende vier jaar wordt een toename van 14.900 uitwonende studenten verwacht. Deze stijging van 4 procent is volgens het rapport „volledig toe te schrijven” aan buitenlandse studenten. Het aantal Nederlandse studenten dat in deze periode uit huis gaat daalt juist, naar verwachting met 12.600.
Waar Nederlandse studenten vaak huren via particulieren en langer de tijd hebben om actief te zoeken naar een woning, is de nood voor buitenlandse studenten acuter. Huisvesting van internationale studenten is vaak geregeld door onderwijsinstellingen en woningcorporaties. „Dat vraagt om bijbouwen”, zegt Kences-directeur Paul Tholenaars.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48122743-75175d.jpg)
Afschaffing basisbeurs
Volgens het rapport is de afschaffing van de basisbeurs „nog steeds van grote invloed op het huisvestingsgedrag van studenten”. In de laatste vier jaar is het aantal uitwonende studenten in Nederland, inclusief buitenlandse studenten, afgenomen van 56 procent naar 53 procent. Vorig studiejaar woonden 368.000 studenten op zichzelf. Voor invoering van het leenstelsel bleef het aantal uitwonende studenten jaarlijks vrijwel stabiel, nu ligt dat aantal „structureel lager”.
Betaalbaarheid van een studentenwoning speelt een belangrijke rol in de keuze om uit huis te gaan. De helft van de thuiswonende studenten noemt hoge huren de reden om thuis te blijven wonen. Naast de afschaffing van de basisbeurs zijn bovendien de woonlasten de afgelopen vijf jaar (gecorrigeerd voor inflatie) met 10 procent gestegen. 17 procent van studenten heeft geen behoefte op zichzelf te wonen, 16 procent kan geen woonruimte vinden.
De afschaffing van de basisbeurs lijkt er niet voor te zorgen dat studenten hun keuze aanpassen of en waar zij gaan studeren. „Wij meten geen verschillen in afstanden die thuiswonenden afleggen”, aldus Tholenaars. „Het lijkt zich vooral toe te spitsen op de vraag wanneer je uit huis gaat.”