‘Het debat van de eeuw’ zou het worden, althans volgens het Nexus Instituut zelf, dus daar moest ik bij zijn. Afgelopen zaterdagochtend ging de Franse intellectueel Bernard-Henri Lévy op het Nexus-symposium in debat met de Russische conservatieve denker Aleksandr Doegin over het liberalisme: Lévy voor, Doegin tegen.
Doegin wordt wel eens aangeduid als adviseur van Poetin, hoewel hij geen officiële positie heeft en zijn precieze invloed onderwerp van discussie is. Vast staat dat hij pleit „tegen liberalisme, individualisme, en mensenrechten als een ideologie”, zoals hij het zaterdag zei, en dat hij streeft naar een ‘Euraziatische’ beschaving die zich verzet tegen westerse werelddominantie.
Het is altijd verleidelijk mensen in hokjes te stoppen, zoals dat heet. Doegin is in de westerse pers meermaals voor fascist en racist uitgemaakt, termen die de lading niet dekken. Lévy deed dat tijdens dit debat ook. Hij verweet Doegin geïnspireerd te zijn door denkers die ook de nazi’s beïnvloedden, zoals Carl Schmitt en Martin Heidegger; vervolgens beschuldigde hij hem van racisme.
Toen verraste Doegin mij met een originele move: niet hijzelf, maar Lévy was de racist! De Fransman maakte zich volgens Doegin schuldig aan ‘civilizational racism’, oftewel het geloof dat iedereen die de westerse waarden afwijst per definitie slecht is. Globalisering, zei Doegin, is „de projectie van westerse waarden, kapitalisme, mensenrechten en hedonisme op de rest van de wereld”, in plaats van een zoektocht naar wat waardevol is in verschillende culturen.
Een grappige omkering: de ‘linkse’ denker stond de superioriteit van de (westerse) liberale democratie te verdedigen, terwijl de ‘rechtse’ een soort cultuurrelativisme bepleitte. Doegin gebruikte ook nog de in postkoloniale kringen populaire term ‘de Ander’: „Het Westen ziet de Ander niet als positief.”
Weer thuis ging ik wat lezen over deze kant van Doegin. Verschillende wetenschappers bleken te hebben geschreven over zijn cultuurrelativisme en de manier waarop hij doelbewust het postmodernisme inzet om de moderniteit te bekritiseren. Termen als imperialisme en kolonialisme gebruikt hij als een doorgewinterde linkse activist.
Dat is op zichzelf al interessant, maar helemaal als je bedenkt wie zich door Doegin laten inspireren en met wie hij zich verwant voelt. Hij werkte lange tijd samen met Alain de Benoist, leider van de Franse radicaal-rechtse beweging Nouvelle Droite. In 2014 ontmoette Doegin volgens de Zwitserse krant Tages Anzeiger op een geheime bijeenkomst in Wenen verschillende radicaal-rechtse Europese politici, onder wie FPÖ-leider Heinz-Christian Strache en Marion Maréchal, het conservatievere nichtje van Marine Le Pen. Vorig jaar had hij een lang gesprek met Thierry Baudet, die hij vervolgens tegen NRC „een ticket voor de toekomst” noemde: hij herkende in hem een afkeer van het „liberale globalistische discours”.
Van al deze mensen zou ik wel willen weten wat ze vinden van Doegins cultuurrelativisme. Normaal gesproken is het immers aan de rechterkant van het spectrum gebruikelijk om de westerse cultuur superieur te noemen: denk aan Frits Bolkestein die dit deed in de jaren negentig, en Edith Schippers die drie jaar geleden in haar HJ Schoo-lezing zei: „De onze [cultuur] is een stuk beter dan alle andere die ik ken.”
Het probleem is natuurlijk dat de term ‘rechts’ niet altijd meer helderheid schept. De ene rechtse denker kan recht tegenover de andere staan: wat de een wil beschermen (individuele vrijheden bijvoorbeeld), wil de ander vernietigen. In welk kamp Doegin hoort, was zaterdag weer duidelijk.