Hondje wordt hij genoemd, de jongen die door zijn Vietnamese moeder en grootmoeder wordt grootgebracht in het arme Hartford, Amerika. Hij winkelt met zijn moeder in een liefdadigheidswinkel. Ze vraagt hem of de jurk die ze wil kopen ervoor zorgt dat ze er Amerikaans uitziet. En, belangrijker, of hij vuurvast is.
Op aarde schitteren we even is het prozadebuut van Ocean Vuong (1988), die in 2016 voor zijn poëziedebuut(!) Night Sky with Exit Wounds de T.S. Eliot Prize won. Het is een hevig autobiografische roman; ook Vuong groeide op met zijn schizofrene grootmoeder en zijn getraumatiseerde moeder. Hij kwam op zijn tweede naar Amerika, sprak en schreef nog tot ver in zijn basisschooltijd geen Engels. Zijn moeder heeft dat nooit geleerd, bleef analfabeet. Op aarde schitteren we even is een brief van het personage Hondje (in het Engels ‘Little Dog’, wat op een of andere manier toch klinkender is) aan zijn moeder Rose. Een brief die, weet hij, ze nooit zal lezen. Een geweldig gegeven natuurlijk, waardoor hij bovendien open kan zijn op het pijnlijke af. Haast in verwondering, schijnbaar zonder wrok, schrijft hij over hoe ze hem sloeg, hoe hij het leven voor haar moest vertalen, hoe hij als tiener samen met een getroebleerde Amerikaanse jongen over liefde en seks leert.
Dwingend en ritmisch
Vuongs dichtershart klopt luid en prachtig door de hele roman. Niet gek; een versie van het hoofdstuk over Trevor – Hondjes’ Amerikaanse tienerliefde – verscheen in 2016 al als prozagedicht op de website van Buzzfeed News. Zoals een versie van het eerste hoofdstuk van de roman als brief in The New Yorker verscheen in 2017. Een gedicht met de titel van de roman, On Earth We’re Briefly Gorgeous, stond in 2014 in het tijdschrift Poetry. De roman is dan ook geen klassiek van-kop-tot-staart-verhaal. Vuong laat zowel stijl als tijd verspringen naar het hem goeddunkt. Dan gaat het over Vietnam, dan over de verteller als tiener, dan weer over diens kleutertijd. Dan begint haast iedere zin met ‘Trevor’, dan lezen we een keurig opgestelde brief vol herinneringen. Storen doet dat niet. Eerder legt het de nadruk op hoe de schrijver zoekt naar hoe de taal zijn verhaal kan ondersteunen. Dwingend, ritmisch om die onvermijdelijk tragische liefde weer te geven. En vragend, zoekend, naar andere denkers grijpend, in een poging zijn moeder te begrijpen.
Een flat associeert hij met een fiets die hij ooit kreeg, een straat met al zijn vrienden die door een overdosis om het leven kwamen
Die veelstemmigheid zorgt er ook voor dat dit niet alleen een roman over Vietnamese vluchtelingen is, of over homoseksualiteit, of over armoede in Amerika, of over een jonge schrijver die zijn weg vindt – het gaat over al die dingen. En door de verfijnde stijl van Vuong ook over meer. Een passage waarin de jongen en Trevor door de stad en buitenwijken fietsen gaat over de stad, over jong zijn, over thuis zijn of juist niet, over liefde en over verlies: ‘Ik zag alle straten in de stad’, schrijft de protagonist zijn moeder, ‘die jij niet kende omdat je het daar te druk voor had. Straten waar dingen gebeurden.’ Hij beschrijft hoe hij een straat waar ooit een dovenschool zat, Asylum Avenue geheten, associeert met een vriendje dat uit India kwam. Een flat associeert hij met een fiets die hij ooit kreeg, een straat met al zijn vrienden die later door een overdosis om het leven kwamen, de rivier waarlangs ze fietsen met haar vermogen dingen te vernietigen. Om zich uiteindelijk, als Trevor en hij eenmaal ergens zijn gaan zitten, door zijn lief een brokje chocola op z’n tong te laten leggen.
Een kogel in hem
Het is niet dat Vuong dat allemaal per ongeluk doet. Maar wee degene die hem beschuldigt van ‘vakmanschap’: ‘Ze zullen tegen je zeggen’, lees je in een passage waarvan de ‘je’ afwisselend naar de hoofdpersoon en zijn moeder verwijst, ‘dat grote schrijfkunst ‘losbreekt’ uit het politieke, en aldus barrières van verschil ‘overstijgt’, en de mensen verenigt in de richting van universele waarheden. Ze zullen zeggen dat dit vooral door vakmanschap wordt bereikt [...] Alsof de eerste stoel werd getimmerd zonder rekening te houden met de menselijke vorm.’
Op aarde schitteren we even is een romandebuut dat eigenlijk geen roman moet heten
Licht hoogdravend kun je Vuong soms misschien wel noemen, met zijn reflecties en verwijzingen naar bijvoorbeeld taalwetenschapper Roland Barthes. Maar waarom ook niet? Zijn hoofdpersoon is geleerd, heeft zich naast het denken als arme immigrant, de academische denktrant eigen gemaakt, het is even natuurlijk. Het klopt, juist doordat hij alles wat hij kent aangrijpt om zich aan niet alleen zijn moeder, maar aan een ieder die naar hem wil luisteren verstaanbaar te maken. Hij is reflectief, maar ook erg associatief – dat laatste merk je onder meer aan hoe hij in beelden uit probeert te drukken wat hij meemaakt en voelt. De jongen voelt zich soms een kleur. Of een kogel: ‘Er zijn tijden, ’s avonds laat, dat je zoon wakker wordt met de gedachte dat er een kogel in hem zit. […] De kogel heeft daar altijd gezeten, denkt de jongen […] Niet ik, denkt de jongen, zat in de baarmoeder van mijn moeder, maar deze kogel, dit zaadje waaromheen ik ben opgebloeid.’
Op aarde schitteren we even is een romandebuut dat eigenlijk geen roman moet heten, omdat het genres overstijgt, samenvoegt, bevraagt en verbuigt. Tot een schitterend geheel.