Geschokt was ik door de conclusies van het rapport De achterkant van Amsterdam, waarin bestuurskundige Pieter Tops en journalist Jan Tromp de uitwerking van het Amsterdamse drugsbeleid op de stad beschrijven. Het gedoogbeleid heeft geleid tot een schaduweconomie waarin miljarden omgaan, illegaal afval, liquidaties, ondermijning van de rechtsstaat en piepjonge drugsrunners die de sterke financiële prikkels niet kunnen weerstaan. Wil degene die dit als een wenselijke invulling van het Nederlands drugsbeleid ziet, nú opstaan?
De conclusie na lezing van dit rapport lijkt me onontkoombaar: dit wil niemand. Dat geldt niet alleen voor degenen die zich verre van drugsgebruik houden, maar ook voor alle gelegenheidsgebruikers. Hetzelfde kan worden gezegd van de politieke stromingen. Zowel de felle zero-tolerancers als de verdedigers van het gedoogbeleid zullen moeten vaststellen: dit niet.
Het drugsbeleid in Amsterdam bevindt zich in een onduidelijke schemerzone. Het gebruik van en de handel in drugs is verboden, maar in welomschreven gevallen (lees: kleine hoeveelheden drugs) wordt niet tot vervolging overgegaan. Dit gedoogbeleid is een typisch Nederlandse manier van omgaan met maatschappelijk omstreden fenomenen: de overheid laat de verantwoordelijkheid over aan de burgers en ziet een bepaalde praktijk tot nader order door de vingers.
Maar het gedogen van drugs is volledig ontspoord.
Gedogen vergt aandacht, tijd, menskracht en dus veel geld. Heel vaak gaat dat goed. Een belangrijke voorwaarde voor een succesvol gedoogbeleid is een overzichtelijk speelveld. Laten we eens kijken naar de invoering van het gedoogbeleid rondom euthanasie, in de jaren tachtig en negentig. Het gedoogbeleid was tijdelijk, het voorstadium van een nieuwe wet die in 2001 werd aangenomen. Het werd uitgevoerd door een beroepsgroep die vertrouwen genoot en openheid beloofde. Het werd niet gehinderd door enorme financiële belangen. Door het tijdelijk gedogen van de omstreden praktijk konden betrokkenen experimenteren met nieuwe morele kaders. Wanneer is levensbeëindiging verantwoord? Onder welke voorwaarden?
Schimmige drugsscene
Het drugsbeleid kent deze begrenzingen niet. De drugsscene is schimmig, er is geen beroepsgroep die verantwoordelijkheid draagt voor de gehele praktijk, ze heeft een enorme internationale aantrekkingskracht, de financiële belangen zijn gigantisch. Onder die voorwaarden werkt gedogen niet.
Daar komt bij dat de discussie over de risico’s van drugsgebruik de afgelopen decennia vrijwel alleen over de risico’s op het gebied van gezondheid gingen. Maar dit rapport gaat niet over de gezondheidsaspecten. Drink u dood, slik u dood, eet u dood, snuif u dood – allemaal tot je dienst. Dit rapport gaat over de economische en sociale aspecten die daarmee verbonden zijn.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data48861951-910db7.jpg)
Een maatschappelijke omstreden praktijk, ons drugsbeleid, is gereduceerd tot een individuele vraag. Of je wel of geen ‘pilletje’ gebruikt, lijkt een zuiver persoonlijke afweging. Maar achter elke pil of snuif zit een productieproces en een economie. Doet iedereen wat hem of haar persoonlijk het beste bevalt, dan kan de optelsom van al die keuzes wel eens ontaarden in een verschrikkelijke nachtmerrie. En wat doen we met die conclusie? Dat is de winst van dit rapport: dat het de perverse structuren laat zien die achter al die individueel genoten drugs zitten.
Tot zover de vraag: hoe zijn we hier gekomen? Belangrijker is: hoe komen we hier weer weg? In het tv-programma Buitenhof opperde ik onder meer om de begrippen ‘snuif’- en ‘slikschaamte’ te gaan gebruiken. Verontwaardiging alom. Ik was hypocriet, want roken en drinken zijn veel erger. Maar nogmaals: déze drugsdiscussie gaat niet over gezondheidsrisico’s maar over sociale en economische gevolgen van drugs en over de vraag of je die ook voor je rekening wilt nemen.
Verantwoord label voor drugs
Lekker makkelijk, de individuele gebruiker verantwoordelijk stellen, hoorde ik ook. Daarbij, voor de plofkip in de supermarkt of de goedkope kleding uit de sweatshops heeft de consument een alternatief. Biovlees. Duurdere, fatsoenlijk geproduceerde kleding. Max-Havelaar koffie.
Maar wat moet de drugsliefhebber? In de drugswereld bestaat er geen verantwoord label. Dat spijt mij. Maar mijn politieke betrokkenheid gaat in de eerste plaats niet uit naar de drugsliefhebber, maar naar de generatie kwetsbare kinderen die via het bezorgen van kleine pakketten rechtstreeks het circuit worden ingezogen, naar de veehouders die onder bedreiging hun schuren afstaan, naar de winkeliers die uit hun panden gejaagd worden, naar het cynisme dat door deze schaduweconomie veroorzaakt wordt.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48677814-44fc26.jpg)
Het aanspreken van de individuele gebruiker op de consequenties van zijn handelen is niet genoeg. Want dan leggen we wederom te hoge verwachtingen op aan de optelsom van individuele afwegingen. Dan dreigen we opnieuw de systeemeffecten uit het oog te verliezen. Daarvoor zijn de financiële belangen te enorm. Nee, hier moet de overheid ingrijpen. Lokaal en landelijk.
We kunnen legale alternatieven goed onderzoeken: lokaal geproduceerd en in beperkte mate, anders ben je het zicht meteen weer kwijt. Amsterdam zou bijvoorbeeld net als Maastricht kunnen gaan werken met een ingezetenenpas. Drugs alleen voor locals. Pech voor de toeristen. Jammer voor de export.
Tot het zover is moeten we ons goed realiseren: verantwoord gebruik, onder deze omstandigheden, bestaat niet. Laten we daar dan ook niet al te tof over doen.