Opinie

Ze komt dichterbij: de vrouwelijke premier

Tom-Jan Meeus

Den Haag is goed in het koesteren van de eigen taboes. Machtspolitici lopen liever niet te ver voorop, vandaar dat veranderingen doorgaans lang uitblijven en zich dan schoksgewijs voltrekken. Nu een nieuw politiek jaar begint, een jaar waarin partijen voorsorteren op de Kamerverkiezingen van maart 2021, zie je weer voortekenen van zo’n omslag: in grotere partijen zinspelen vrouwen op het leiderschap – en dus, eventueel, het premierschap.

Tekenend voor de verandering is Mona Keijzer. In haar partij, het CDA, een klassiek mannenbolwerk, zijn ze intens tevreden dat ze nu twéé geschikte kandidaten voor het lijsttrekkerschap hebben, Wopke Hoekstra en Hugo de Jonge. Maar toen dit voorjaar intern duidelijk werd dat Buma zou vertrekken was het Keijzer, zelf een stemmenkanon, die openlijk zei: we hebben óók kroonprinsessen.

Hoon was haar deel. Maar Keijzer is niet het type dat zich zomaar de mond laat snoeren. Dus zaterdag benadrukte ze in het AD opnieuw dat het CDA talrijke vrouwen heeft die leider kunnen worden, en onder aanhangers van De Jonge en Hoekstra hoor je nu: zij raakt een snaar, hier moeten we rekening mee houden.

De kiezer vindt het tijd voor een vrouwelijke premier. Welke grote partij grijpt deze kans?

In de VVD sluimert ook zoiets. Partijcoryfee Neelie Kroes was uiterst kritisch toen Rutte in 2017 zei dat hij niet meer vrouwelijke ministers kon vinden. Dus het is geen toeval dat de nieuwe senaatfractie, geleid door Annemarie Jorritsma, nu voor de helft vrouw is. Als Rutte zich over een jaar opnieuw kandideert voor het lijsttrekkerschap wordt hij het, maar anders moet niemand verbaasd zijn als er een interne lobby op gang komt om Edith Schippers of Jeanine Hennis op één te krijgen. Cora van Nieuwenhuizen heeft zich al gekandideerd – al lijkt zij minder kansrijk.

En op links, bij PvdA en GroenLinks, zijn ze stilletjes beducht voor Sigrid Kaag als D66-lijsttrekker. Hun eigen lijstaanvoerders, Asscher en Klaver, staan in feite al vast, en uitgerekend daarom zou Kaag, de D66’er met het progressiefste imago, als vrouw kans hebben serieus in te breken onder kiezers van die partijen. Detail: laatst maakte Kaag zich, ook in het AD, juist sterk voor een vrouwelijke premier.

Er zijn natuurlijk eerder vrouwelijke lijsttrekkers geweest – maar nooit van partijen die de grootste konden worden. Het dichtste bij het Torentje, maar nog steeds zeer ver weg, zaten Els Borst (D66, 1998) en Femke Halsema (GroenLinks, 2010).

Maar ook in 2021 zouden de vijf of zes grootste partijen het taboe in stand kunnen houden en allemaal weer een man kiezen. Maar het interessante is: als één grotere partij daarvan durft af te wijken, en toch een vrouw bovenaan zet, is de kans op een electorale klapper volgens recent onderzoek van EenVandaag levensgroot.

En die werkelijkheid zit nu in ieders Haags achterhoofd.

Tom-Jan Meeus (t.meeus@nrc.nl; @tomjanmeeus) schrijft op deze plek een wisselcolumn met Lotfi El Hamidi.