‘Geniet hiervan, dit is mooi!”, roept dirigent James Ross vanaf zijn verhoging. Vlak voor hem kunnen enkele jonge orkestleden een grijns niet onderdrukken. Ross’ enthousiasme werkt aanstekelijk. Maar nu komt die ingewikkelde passage. Snel duiken ze weer geconcentreerd in de bladmuziek.
Op de wanden van de repetitiezaal in het Akoesticum in Ede hangen groot de namen van orkestmusici en hun instrumenten in de letters en kleuren van het Koninklijk Concertgebouworkest. Maar het zijn niet de namen van de professionele orkestmusici. In de zaal repeteren 73 jonge talenten uit 27 landen, allemaal tussen 14 en 17 jaar oud. Ze zijn uit 323 gegadigden geselecteerd om samen het eerste Concertgebouworkest YOUNG te vormen, een jeugdorkest. Gedurende tweeënhalve week worden ze door musici van het Concertgebouworkest en verschillende coaches begeleid en klaargestoomd voor de grote apotheose: een echt concert in het Amsterdamse Concertgebouw. Op het programma staan het bekende Vioolconcert van Mendelssohn (met solist Julian Rachlin), de weemoedige maar lyrische en imposante Vijfde symfonie van Tsjaikovski en de wereldpremière van een voor het Concertgebouworkest geschreven korter stuk van componist Detlev Glanert.
Met YOUNG wil het Concertgebouworkest een systeem openbreken waarin vooral getalenteerde tieners met toegang tot goede conservatoria doordringen tot de professionele orkestwereld. Hier in Ede repeteren dus juist de tieners die ondanks hun toptalent om wat voor reden dan ook een kleinere kans maken: ze hebben geen toegang tot een goed conservatorium, kunnen geen orkestervaring opdoen omdat ze te afgelegen wonen of omdat hun ouders de kosten niet kunnen dragen. YOUNG kost de deelnemers niets: alleen hun tomeloze inzet. Het enige wat ze op voorhand moesten doen, was een auditievideo opnemen en daarbij vertellen wie ze zijn en wat ze hopen te bereiken.
Het is spannend, in je eentje afreizen naar een ander land en geen idee hebben waar je terechtkomt. Voor velen is het überhaupt de eerste keer dat ze voor langere tijd alleen weg zijn van huis. Ineens ken je niemand en moet je ook nog eens de hele dag Engels spreken. Gelukkig was er vanaf het eerste moment de muziek: de laatste groep van Schiphol was nog maar net binnen, of de groep moest zich al verzamelen voor de eerste orkestrepetitie.
Voor de Oostenrijkse celliste Isabella Haas (17) werkte dat enorm motiverend. „Iedereen was doodmoe, maar toch konden we al spelen. Stel je voor wat we kunnen als we uitgeslapen zijn.”
„Het was allesbehalve perfect”, vult de Deense fluitiste Miriam Cherry (15) aan. „Maar het voelde wel geweldig om voor het eerst onderdeel te zijn van een groot orkest als dit.” Altvioliste Eva Chumachenko (16) uit Bulgarije: „En te ervaren met hoeveel we waren…”
Ze leerden elkaar snel beter kennen. „Het is makkelijk contact leggen als je naast elkaar zit en je bent allebei totaal de draad van de muziek kwijt”, lacht Miriam.
Wie een paar dagen later het Akoesticum binnenloopt, vermoedt al niet meer dat de musici elkaar pas net kennen.
Leeg pretpark
„Klarinetten, speel alsof je in een pretpark bent waar niemand is.” De beide klarinettisten hebben geen idee wat dirigent James Ross bedoelt en ook om hen heen gaan wenkbrauwen de lucht in. Maar toch, als het orkest opnieuw inzet klinkt het plotseling stukken beter.
Ross: „Het maakt vaak niet eens zoveel uit wat je zegt, maar hoe je het zegt.”
Ross’ rol is bijzonder, want hij is niet de dirigent die uiteindelijk het applaus zal ontvangen bij de concerten in Amsterdam en Brussel. Die eer is aan Pablo Heras-Casado, ook al neemt hij het stokje pas in de laatste repetitiedagen over. Ross heeft een andere taak, die hij het liefst onder de radar uitvoert. In zijn leven leidde hij al zo’n 85 jeugdorkesten, waarbij hij het tot zijn vak maakte om jonge orkestmusici klaar te stomen voor ‘de grote dirigent’. Hij focust niet op zijn eigen muzikale smaak, maar laat jonge musici proeven van verschillende mogelijkheden en manieren waarop dirigenten hun wensen kunnen aangeven. „Als ze direct anders klinken wanneer ze een andere dirigent voor hun neus krijgen, dan heb ik mijn werk goed gedaan.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292233-262744.jpg|//images.nrc.nl/PVzWEGACcXXj54LJb8vKh5agGfc=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292233-262744.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292277-2b6353.jpg|//images.nrc.nl/aTrDPnKX1ifE3CPJOk8JnaU8h4k=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292277-2b6353.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292284-d46f32.jpg|//images.nrc.nl/hUHw_frfUfFTs7oWe5rHdYm9P1A=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292284-d46f32.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292236-3d5406.jpg|//images.nrc.nl/aw4puPP3sgyf53sNXjGPXMaTHfI=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292236-3d5406.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292233-262744.jpg|//images.nrc.nl/PVzWEGACcXXj54LJb8vKh5agGfc=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292233-262744.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292277-2b6353.jpg|//images.nrc.nl/aTrDPnKX1ifE3CPJOk8JnaU8h4k=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292277-2b6353.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292284-d46f32.jpg|//images.nrc.nl/hUHw_frfUfFTs7oWe5rHdYm9P1A=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292284-d46f32.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292236-3d5406.jpg|//images.nrc.nl/aw4puPP3sgyf53sNXjGPXMaTHfI=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data48292236-3d5406.jpg)
Uiteindelijk is de grootste uitdaging voor jonge orkestmusici om niet alleen gericht te zijn op hun eigen muziek, maar ook te leren luisteren naar hun collega’s. Ross legt het orkest dus vaak stil om één solo uit te lichten: „Hoorns, nu even alleen jullie. De rest luistert.” En even later: „Strijkers, realiseren jullie je dat jullie die mooie hoornmelodie moeten dragen?”
Nee, dat hadden ze niet in de gaten. En het levert de nodige kippenvelmomenten en verheugde gezichten op als ze het plotseling wel horen. „Ik heb het zelf niet eens door als ik ga lachen”, zegt de Belgische tweede violiste An-Sofie Perneel (16). „Maar het klinkt dan plotseling zo mooi.” Zelfs na afloop van de repetities kan Ross het niet laten her en der aanwijzingen te geven. Op weg naar de lunch valt zijn oog op een musicus aan een van de vele tafels, die hij uit het hoofd een stukje van zijn partij voorzingt. „Het is meer pa pa PÁ pam. Snap je wat ik bedoel?”
De talenten komen in Ede niet alleen door de muziek samen. Er zijn creatieve workshops, stretchingsessies, meditatiemomenten en trainingen van United World Colleges Nederland, die de talenten ook persoonlijk vooruit moeten helpen. Een van de avonden wordt bijvoorbeeld besteed aan leren hoe je het beste leert. Drie grote ringen van tape op de vloer vertegenwoordigen van binnen naar buiten de ‘comfortzone’, de ‘groeizone’ en de ‘paniekzone’. Wat je doet in de binnenste ring is fijn, maar ook een beetje saai. Nieuwe dingen zijn spannend, die leer je het beste in de tweede ring. Maar wat doe je als je in de derde ring belandt? Als je bijvoorbeeld een solo moet spelen, maar dichtklapt van angst? „Je wordt hier geconfronteerd met vragen waarover je nog nooit nagedacht hebt”, zegt An-Sofie.
Palet aan gevoelens
Juist in deze leeftijdsfase, zegt Ross, „krijgen kinderen er een heel palet aan gevoelens bij”. Als het meezit, leren ze die gevoelens in de cursussen beter begrijpen. „En het is fantastisch als ze vervolgens ontdekken dat je al die gevoelens ook in de muziek kunt leggen.”
De Oostenrijkse celliste Isabella had dat al doorzien: „Uiteindelijk zijn we ook door die niet-muzikale cursussen beter gaan spelen”, zegt ze. „Je moet eerst weten wat je wilt en wat je voelt. Daarna kun je dat in de muziek tot uitdrukking brengen.”
Het resultaat is 73 pubers van verschillende achtergronden die het ene moment samen in volle concentratie studeren, en het andere moment luidkeels geitend door de gangen stormen. Zelfs de grote groep Spaanse tieners (17), de eerste dagen nog één samengeklonterde hoop Spaanse hormonen, heeft zich na een kleine week verspreid. Kinderen proberen elkaars instrument uit, spelen kaartspelletjes, bouwen kaartenhuizen, leren woorden in elkaars talen en complete volksdansjes. Om elkaar op een vrije avond te vermaken organiseerden ze zelf een kamermuziekavond.
„De muziek is goed, de sfeer is goed én – niet onbelangrijk – het eten is goed”, vat de Nederlandse altviolist Joep Kengen (16) samen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat iedereen persoonlijk gesterkt als ambassadeur van klassieke muziek terug naar huis gaat. Breder nog: het orkest moet een metafoor worden voor verschillende stemmen die één geheel vormen. „We leven in rare tijden”, zegt Ross daarover. „Als ze thuis verschillen ontdekken in de samenleving, dan hoop ik dat ze hier geleerd hebben om die te omarmen. Ook hier voelen ze de onderlinge verschillen, ook in de muziek. En gelukkig maar, muziek zonder frictie zou saai zijn. It’s about being diverse and yet connected.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/2208web-cover-culturelebijlage.jpg)
Tweeënhalve week is lang. Na anderhalve week is de vermoeidheid er bij velen ingeslopen. De repetities vragen lange concentratiebogen, de randprogrammering denkkracht en in de spaarzame vrije tijd is het met zoveel pubers bij elkaar zelden rustig. Toch breekt het ene na het andere vermoeide gezicht open als je vraagt of ze het nog wel aankunnen.
„Ik voel me hier nu thuis en op m’n gemak”, zegt de Litouws/Nederlandse celliste Mudre Buckute (15). Daarmee lijkt ze voor velen te spreken. En moe of niet, het verschil tussen de repetities aan het begin en de vloeiende samenklank aan het einde van een week is enorm. Over de concerten maakt An-Sofie zich dan ook geen enkele zorgen: „Ik heb er vooral keiveel zin in.”