Nederlandse economie groeit, maar hoelang nog?

Analyse | Kwartaalcijfers BBP Nederland liet een mooi groeicijfer zien in het tweede kwartaal van dit jaar. Maar het is onwaarschijnlijk dat dat zo blijft.

Volgens het CPB komt het algehele positieve koopkrachtbeeld vooral voort uit de loonstijgingen.
Volgens het CPB komt het algehele positieve koopkrachtbeeld vooral voort uit de loonstijgingen. Foto David Rozing

De handelsoorlog die escaleert, de Brexit die dichterbij komt, de instabiliteit in de Perzische Golf, een nieuwe valutacrisis in Argentinië. Hoe lang duurt het nog voordat al deze woelingen ook de Nederlandse economie raken?

Nu gebeurt dat nog niet, zo bleek woensdag uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Nederland liet een mooi groeicijfer zien in het tweede kwartaal van dit jaar. Het bruto binnenlands product (bbp) nam toe met 0,5 procent ten opzichte van het kwartaal ervoor. „Al die onrust in de wereldeconomie, merken we daar iets van? Voor het tweede kwartaal luidt het antwoord ondubbelzinnig: nee”, zei Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS, in een toelichting.

Maar dat de volgende kwartalen er ook zo mooi uit zullen zien, is onwaarschijnlijk. Deze woensdag publiceerde ook Duitsland, de belangrijkste handelspartner van Nederland, economische groeicijfers. In Duitsland stond daar een minus voor: -0,1 procent. Volgens het Duitse statistische bureau is die daling in het tweede kwartaal toe te schrijven aan dalende uitvoer. De Duitse exportmachine merkt de problemen in de wereld wel degelijk. Het cliché wil dat Nederland verkouden wordt als Duitsland niest. Om bij dat cliché te blijven: Nederland kan maar beter alvast zakdoekjes inslaan.

Want er zijn tekenen dat de Duitse krimp – een ‘recessie’ is het nog niet, daarvoor zijn twee kwartalen op rij met negatieve groei nodig – kan overslaan naar Nederland. De Nederlandse groei werd vooral gegenereerd door binnenlandse consumptie, door investeringen en door de uitvoer van diensten, zo meldt het CBS. Ook de wederuitvoer (het invoeren en na een kleine bewerking weer doorvoeren van goederen) deed het goed. Maar de uitvoer van in Nederland gefabriceerde producten daalde juist, met 2,5 procent op jaarbasis. Het eerste kwartaal daalde deze ‘eigen’ Nederlandse export ook al. „Het lijkt erop dat malaise in de Duitse industrie ook in Nederland gevoeld wordt”, zei Van Mulligen. Je ziet het ook aan de gemiddelde dagproductie van de Nederlandse industrie. Die was in juni 2,2 procent lager dan in juni 2018. Het is de vierde achtereenvolgende maand met een daling.

Lees dit achtergrondartikel over de Duitse economie: Na negen vette jaren gaat de Duitse economie zware tijden tegemoet

Gunstig voor Nederland is dat de economische groei de voorbije jaren wat minder afhankelijk is geworden van de uitvoer en meer wordt gedreven door binnenlandse activiteit. Het zijn vooral consumenten en sectoren als de bouw en de zakelijke dienstverlening die nu zorgen voor groei. Maar immuun voor de gebeurtenissen in de wereld is Nederland – een open economie – geenszins.

Recessierisico

In Europa is het beeld weinig rooskleurig. Gemiddeld groeide de economie van de eurozone in het tweede kwartaal van 2019 met 0,2 procent, zo meldde Eurostat woensdag. Het Verenigd Koninkrijk, na Duitsland het land waarin Nederland het meeste verdient met de export, rapporteerde vorige week een teruggang in het bbp van 0,2 procent in het tweede kwartaal. En dan moet de Brexit nog komen.

Zorgelijk voor de economische vooruitzichten was woensdag ook een bijzonder fenomeen dat zich voordeed op de financiële markten. Dit fenomeen bleek in het verleden vaak een voorbode van een recessie. Voor het eerst sinds de financiële crisis van 2008-2009 dook de rente op staatsleningen met een looptijd van tien jaar ónder die van twee jaar, zowel in de VS als in het VK.

Het cliché wil dat Nederland verkouden wordt als Duitsland niest

Normaal gesproken is het andersom: de rente op schuld met een langere looptijd is hoger. Want hoe langer een lening loopt, hoe meer risico er is dat de lening niet wordt terugbetaald. Maar als beleggers zeer lage rentes in de toekomst verwachten, kan de ‘lange rente’ onder de ‘korte’ duiken. Dan voorzien beleggers nog jaren (zeer) lage inflatie en (zeer) lage rentes. Dat duidt op een mogelijke recessie.

Verwonderlijk is het niet dat het debat losbrandt over wie de volgende recessie moet gaan bevechten. De centrale banken? Of overheden? Econoom Wimar Bolhuis van de Universiteit Leiden roept ambtenaren in Den Haag alvast op om na te denken over stimuleringsmaatregelen. „Door de nu snel verslechterende economische omgeving, zal ook in de politiek de vraag urgenter worden wat de beste begrotingsreactie is”, schrijft hij op economenblog Me Judice.

Donderdag publiceert het Centraal Planbureau de eerste ramingen voor de begrotingsruimte op Prinsjesdag.