Na een zondagse wandeling met Jacky, labradoodle, over de hei besloot ik bij restaurant De Tafelberg in Laren wat te gaan drinken. Terras vol, maar een stoel zonder tafel nog vrij. Ik zijg neer, Jacky ook, waarna een bebrild jongetje van een jaar of vier naast de hond gaat zitten. Blonde krullen, mondje vol scherpe tandjes, veel, heel veel spuug en vieze handjes. Hij bekijkt de hond even en zegt: „Zo, die heeft grote flaporen zeg!” Waarna hij er eentje optilt en aandachtig de binnenkant bestudeert. „In Terschelling ben ik heel zacht door een hond gebeten”, zegt hij. „Kijk, zo zacht”. Voorzichtig pakt hij mijn onderarm, neemt een stukje daarvan in zijn rijk bespeekselde mond en begint zachtjes te bijten. „Zou je dat wel doen?”, vraag ik, uitsluitend uit eigenbelang. „O, je hoeft niet bang te zijn hoor, ik bijt maar heel zachtjes.”
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zachtjes
Een versie van
dit artikel
verscheen ook in
NRC Handelsblad
van 13 augustus 2019
Een versie van
dit artikel
verscheen ook in
nrc.next
van 13 augustus 2019