Vlinders opkweken in de poppenkast van Artis

Wat wil het dier? Wie dagelijks met dieren werkt, leert ze écht kennen. Deze week: de vlinders van Artis en hun verzorger.

Buiten is het 25 graden, maar in de kas is het nog veel warmer. Overal waar je kijkt, zie je beweging: vlinders in allerlei soorten en maten fladderen tussen de planten – en rond de hoofden van de bezoekers. „De vlinders zijn extra actief als het warm is”, vertelt Sanne van der Mark, insectenverzorger van Artis. „Als het kouder is, zie je ze vaker stilzitten. Ze zitten graag op de grond, want we hebben vloerverwarming.”

Het Vlinderpaviljoen van Artis, geopend in 2006, is met zijn duizend vierkante meter de grootste vlindertuin van Nederland. Het Insectarium waarvan het deel uitmaakt, is zelfs het grootste ter wereld. Van der Mark (1996) werkt er nu ruim twee jaar. „Ik vond dieren altijd al geweldig”, vertelt ze. „Over insecten had ik nooit zo nagedacht. Maar tijdens mijn opleiding dierverzorging kwam ik stage lopen in het Insectarium. Dat was zo leuk dat ik ben gebleven.”

We staan naast een plateautje met gesneden sinaasappel, kiwi en banaan. Het ruikt licht alcoholisch. „We laten het liggen tot het bijna is weggerot”, zegt Van der Mark. „Het ziet er niet zo fris uit, maar de vlinders zijn er dol op.” Op het fruit zitten verschillende kleurrijke vlinders: zwart met felrood, wit met oranje. „Kijk eens hoe lang die tong is”, wijst ze. „En hij kan hem ook weer helemaal oprollen. Dat vind ik een van de mooiste dingen: etende vlinders.”

Geen stilzitter

Een sierlijk groenbruin exemplaar landt bijna op haar rug. Van der Mark kijkt lachend over haar schouder. „Een malachietvlinder”, zegt ze. „Sommige soorten zijn heel nieuwsgierig, die komen echt even kijken. Andere zijn veel schuwer. Zoals die daar, de morpho. Dat is geen stilzitter.”

Ze wijst op een enorme vlinder die voorbij flapt. Hij is schitterend blauw aan de bovenkant en dofbruin aan de onderkant, waardoor hij in het zonlicht aan en uit lijkt te knipperen. De felblauwe kleur dankt de vlinder niet aan een pigment, zo legt Van der Mark uit, maar aan de microstructuur van de schubben op zijn vleugels. Die weerkaatst het licht zodanig dat de vlinder blauw líjkt: hij is iriserend.

Foto’s David van Dam

In de kas vliegen zo’n zestig soorten vlinders. De morpho, de populaire ‘Artisvlinder’, is het talrijkst. „Daarvan komen er bij elke levering honderd tot tweehonderd binnen”, vertelt de verzorgster. „Elke veertien dagen krijgen we zo’n zes- tot zevenhonderd poppen vanuit een vlinderfarm in Costa Rica. Ze komen na een week of twee uit. Als vlinders leven ze maar kort, hooguit een paar weken. Ik gok dat we er gemiddeld duizend tot vijftienhonderd hebben rondvliegen.” De poppen arriveren op Schiphol in piepschuimen dozen, veilig ingepakt in watten. Vervolgens komen ze per koeriersdienst naar Artis. Van der Mark en haar collega’s prikken ze dan met spelden in lange rijen in de ‘poppenkast’: een stellage achter glas, achter in de kas, waarin de poppen zich rustig kunnen ontwikkelen tot vlinders. „Gekke naam eigenlijk, poppenkast”, zegt Van der Mark, terwijl ze de kast met haar sleutelbos openmaakt om de poppen van dichtbij te laten zien.

Vlinder zonder mond

„Kijk eens naar al die vormen en kleuren”, wijst ze. „Sommige zijn knalgeel, andere bruingevlekt. Sommige hebben een zilveren randje, of een gouden glans. Sommige zijn glad, andere lijken wel van stof gemaakt, of ze hebben scherpe puntjes. Heel kunstig dat vlinders dat zo mooi kunnen. Dat ze weten hoe ze dat moeten maken.” Het bijzonderst vindt ze het proces van verpoppen: „Binnen in de pop wordt zo’n rups een soort van vloeibaar, en daarna bouwt hij zichzelf weer op als vlinder. Heel raadselachtig.”

Waarom moeten de poppen eigenlijk helemaal uit Costa Rica komen? „Voor het kweken van zoveel vlinders heb je heel veel ruimte en mensen nodig”, zegt Van der Mark. „Die farm in Costa Rica is daarin gespecialiseerd.” De farm maakt deel uit van een innovatief project: het kweken gaat samen met onderzoek en onderwijs; alle winst gaat naar bescherming en herstel van het lokale regenwoud.

Sommige vlinders leggen wel degelijk eitjes in Artis. „Bijvoorbeeld de morpho”, vertelt Van der Mark. „Als we eitjes tegenkomen, dan verzamelen we die en laten we ze in een bakje uitkomen. Want er vliegen hier weleens mussen rond die de eitjes opeten.” Van een andere soort, de atlasvlinder, planten enkele mannetjes en vrouwtjes zich voort in een afgeschermde omgeving. „Dat willen we in de toekomst meer gaan doen”, vertelt Van der Mark.

Dikke antennes

De atlasvlinder is haar favoriet. „Dat is een nachtvlinder, zo’n twintig centimeter groot, met prachtige kleuren en een heel mooie tekening”, zegt ze. „Hij leeft maar vijf dagen als vlinder. Hij heeft geen mond, hij kan niet eten. Zijn enige doel als vlinder is zich voortplanten. Het mannetje heeft heel grote, dikke antennes. Daarmee kan hij vrouwtjes al van veraf ruiken. Echt heel boeiend.” Veel mensen vinden rupsen eng of vies, merkt ze op, en ook nachtvlinders zijn niet populair. „Andere vlinders vinden ze dan weer heel mooi. Gek eigenlijk, dat mensen op zoveel verschillende manieren naar insecten kijken. Maar als je eenmaal weet hoe fascinerend ze zijn, wat je er allemaal over kunt leren... Ik leer nog elke dag. Dat maakt het zo interessant.”

Elke dag is anders en geen enkele dag is saai. „Fruit snijden, vlinderdrinken mengen, plantjes planten, poppen prikken. Ik werk hard, ik wil dat de kweek goed gaat, dat bezoekers tevreden zijn. Maar ik heb geen stress. Als je tussen de vlinders werkt, word je helemaal zen.”