Een jonge eland staart ons aan. Zijn grote, donzige oren staan alert naar voren. Zijn enorme zwarte ogen glanzen in het zonlicht. Hij blijft naar ons kijken terwijl onze kano’s voorbij drijven op nauwelijks vijf meter afstand. Pas als wij al bijna de bocht om zijn, stapt hij statig weg tussen de wilgen.
De twee stuiterballen in ons gezelschap – jongetjes, 8 en 9 jaar oud – kunnen zich nu niet langer stilhouden. „Zag je dat! Hij was zo groot als een paard! Waarom rende hij niet weg?”
We hebben net een heel jaar in een klein dorpje in Canada gewoond, op de grens met Alaska. Als afsluiting zakken we nu een rivier af, niet ver van waar we woonden. Twee ouders, twee kinderen, twee kano’s, 150 kilometer, acht dagen stroomafwaarts zonder een mens te zien. Onderweg kamperen we op idyllische eilandjes en zandbanken. We volgen de Nisutlin River, een meanderende bovenstroom van de machtige Yukon, die ruim drieduizend kilometer verderop in de Beringstraat uitmondt.
De peddeldagen zijn kort
Zo’n trip is spannend op allerlei fronten – en met jonge kinderen erbij heb je extra uitdagingen. Hoe maak je het ook voor hen leuk, bijvoorbeeld? En hoe houd je ze veilig?
‘Normale’ mensen varen hier dagelijks minstens vijftig kilometer stroomafwaarts. Wij halen gemiddeld net twintig. De kinderen raken sneller verveeld dan wij en moeten veel rondrennen, voor hun én onze mentale gezondheid. Daarom zijn de peddeldagen kort. We vertrekken laat, pauzeren vaak, lunchen uitgebreid op sprookjeseilanden (met kampvuur!) en stoppen alweer vroeg. Wel relaxed. Het geeft ons ook de kans om met andere ogen naar het landschap te kijken.
We hebben geluk: het is stralend weer en ruim twintig graden. Het is eind mei, en de pas uitgelopen populieren verspreiden een zware, zoete geur. Er klink spechtengeroffel en een koor van zangvogels. De warme goudgele strandjes zijn paradijselijk. De rivier is nog te koud om in te zwemmen – in de zijdalen ligt nog ijs – maar in hun zelfgegraven grachten kunnen de jongens heerlijk badderen.
Onderweg is er veel te beleven. We doen wedstrijdjes en gooien vaak een hengel uit, met redelijk succes. Om de zoveel bochten zit er een zeearend op een tak, met forse snavel en klauwen. Boven ons hoofd zweven visarenden. En overal zien we de sporen van bevers: afgedamde zijbeken, takkenburchten en omgeknaagde bomen van wel een halve meter dik. Wie goed kijkt, ziet soms een bever zwemmen (en verdient daarmee 10 punten). Intussen speuren we steeds de bosjes af op zoek naar een eland (30 punten), of wellicht een wolf, een lynx of een beer (100 punten). Het kan maar zo. Dat alles houdt de kinderen op het puntje van hun bankje.
Hoewel – na een halfuur is de aandachtsspanne meestal wel voorbij. Dan vleit de jeugd zich achterover op de bagage, zonnebril op, benen overboord. Het ligt wel lekker, zo op de slaapzakken. Dan komt er een boek of een puzzeltijdschrift tevoorschijn.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data47919217-7bad85.jpg|//images.nrc.nl/8eVog81M1bTT9GYGFzAekoTMaqI=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data47919217-7bad85.jpg)
Het is al zes uur ’s avonds maar de zon staat nog hoog aan de hemel. We trekken de kano’s aan land op een zandplaat. Overal vinden we sporen van wolven: afdrukken die groter zijn dan je hand, uitwerpselen met haren en botsplinters erin. Om de hoek staan pootafdrukken van een zwarte beer en een grizzly. De kust lijkt nu veilig. Toch hangt aan onze gordel altijd een pepperspray. Het idee dat wij hier niet de baas zijn, en van niemand hulp hoeven te verwachten, geeft een extra dimensie aan het landschap.
Eten gaat in de ‘bear bag’
Zijn jullie niet bang voor die beren, vragen vrienden ons vaak. Bang niet zozeer – wel voortdurend op onze hoede. We hebben de statistiek aan onze zijde. In heel Noord-Amerika is er gemiddeld één dodelijke berenaanval per jaar. Dat is ronduit gruwelijk, maar valt in het niet bij het aantal verkeersdoden: jaarlijks zo’n 37.000 in Noord-Amerika, zo’n 1.600 in Nederland. In de Randstad sta ik als ouder dagelijks meer angsten uit dan hier in de wildernis. Hier heb ik er vertrouwen in dat we weten wat we doen – dankzij boeken, internet, verhalen van vrienden, en inmiddels ook eigen ervaring.
Ontmoetingen met beren zijn heel zeldzaam: ze horen en ruiken je van verre aankomen en gaan je het liefst uit de weg. Ongelukken gebeuren vooral als je een moederbeer met jongen verrast. In een kano ben je wat dat betreft veilig. En aan land maken de kinderen zoveel lawaai dat zelfs de doofste beer er met een boog omheen loopt. Spannender is de categorie hongerige beer, die afkomt op een kamp dat naar eten ruikt. Dat kun je zelf voorkomen door ver buiten je kamp te koken en te eten, en geen voedsel of afval bij je tent te bewaren. We moeten ons eten ’s avonds in een boom hijsen. In een bear bag, zoals dat heet.
De ondergaande zon werpt een gouden gloed op de berghellingen. De kinderen zijn al naar bed en wij drinken thee bij een smeulend vuurtje. De muggen beginnen te komen. Het is tijd om de bear bag op te hangen. Ik laad onze etenszak in de kano, plus al het andere wat naar eten geurt (inclusief tandpasta en de broek van de jongste, die weer eens heeft gemorst). Dan vaar ik naar de overkant, schuin tegen de stroming in.
Een bear bag ophangen is een hele kunst. Beren zijn slimme, behendige klimmers. Volgens de richtlijnen moet je je etenszak daarom vier meter van de grond hangen én twee meter van de stam. Als de takken kort en slap zijn, zoals bij noordelijke sparren, moet je een touw spannen tussen twee bomen, met de zak in het midden. In de praktijk lukt dat zelden perfect. Het is knap lastig om je touw over de juiste hoge zijtak te gooien.
Vandaag heb ik geluk: een omgevallen boom vormt een dwarsbalk waar ik zo een touw overheen kan werpen. Aan het eind van dat touw hangt een metalen klimhaak, waarmee ik een tweede touw omhoog hijs. Het eerste touw bind ik stevig rond een boom. Aan het tweede touw hijs ik de etenszak omhoog. De loodzware zak aan het eerste touw omhoog hijsen is ondoenlijk, vanwege de wrijving tussen touw en boom. Ik bind ook het tweede touw rond een boom.
Satellietapparaatje met noodknop
Maar als er dan toch iets misgaat, middenin de wildernis? Na ons startpunt is er geen weg of huis binnen een straal van vijftig kilometer. Mobiel bereik is er niet. Een goed gevulde EHBO-zak is een vereiste – plus de kennis om ermee om te gaan. Daarna is verder peddelen de beste optie. Dat kunnen we gelukkig goed. Voor ons huis in Nederland ligt de kano waarmee ik zelf opgroeide; allebei gaven we ooit les in kanotechnieken. Op deze rustige rivier heb je die ervaring overigens niet nodig: ook beginners komen hier graag.
Op deze trip hebben we voor uiterste nood een satellietapparaatje bij ons. Je kunt er niet mee bellen, maar wel op een noodknop drukken. Die stelt je in verbinding met de dichtstbijzijnde politie, waar je dan via de satelliet mee kunt sms’en. Maar ook een reddingsteam en zelfs een helikopter kunnen hier uren op zich laten wachten, want alles werkt hier met vrijwilligers. De piloot is waarschijnlijk ergens aan het vissen.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data47919136-71cb08.jpg|//images.nrc.nl/fGCd6BSXh8U6bujjdA8iBqYc6hc=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/data47919136-71cb08.jpg)
We proberen er niet steeds aan te denken, maar zijn ons toch steeds bewust van de risico’s. We laten de kinderen overal klauteren, met zakmessen werken en vuur maken. Maar we wijzen ze wel op de risico’s, meer dan we dat thuis zouden doen, en vertellen ze ook waarom. Het blijft een kwestie van balans en gezond verstand.
’s Ochtends worden we gewekt door een groep trompetterzwanen. Verse berensporen zijn er gelukkig niet bijgekomen. Wel elandensporen, vlakbij de tent: enorme hoefafdrukken en warme ronde keutels. Onze bear bag halen we ongeschonden uit de boom. Tijdens het ontbijt zwemmen twee elanden de rivier over. ’s Middags varen we juichend door een stroomversnelling die spannender is dan een waterbaan in een pretpark.
We nemen risico’s met jonge kinderen, maar die nemen we bewust. Ze horen bij het leven dat wij kiezen. En voor de jongens zelf is de tocht precies lang genoeg. Lego en filmpjes worden wel gemist. Maar voor nu genieten ze volop met ons mee.
Nog één keer de hengel uitwerpen – en dan neemt de stroming ons weer mee, gestaag richting de beschaving.