Op satellietbeelden van de NASA steekt het vuilgrijs van de rook boven Siberië en Alaska duidelijk af tegen het felle wit van de wolken. Alleen al in Siberië, dat deels boven de poolcirkel ligt, is deze zomer tot nu toe zo’n 3 miljoen hectare in vlammen opgegaan, schat de NASA.
De branden rond de poolcirkel treffen zowel de uitgestrekte naaldbossen van de taiga als de veengebieden op de open toendra. Dat is zorgelijk, want taiga en toendra worden vaak gekenmerkt door permafrost – het hele jaar bevroren ondergrond die hoge concentraties van de broeikasgassen methaan (CH4) en koolstofdioxide (CO2) bevat. Door de branden kunnen die broeikasgassen versneld vrijkomen uit de ontdooiende permafrostbodem.
Hoewel de branden in het Arctisch gebied zeker reden tot zorg zijn, zijn de meeste branden een stuk zuidelijker in Siberië. In juni zorgden branden binnen de poolcirkel samen voor een uitstoot van zo’n 50 megaton CO2 in de atmosfeer, becijferde de Copernicus Atmosphere Monitoring Service (CAMS). Dat is zo’n 30 procent van de jaarlijkse CO2-uitstoot van Nederland en meer dan er opgeteld tussen 2010 en 2018 in die maand in het Arctisch gebied werd uitgestoten. Afgelopen juli lag de uitstoot er zelfs rond de 80 megaton CO2 .
„Daarbij gaat het puur om CO2 uit vegetatie, niet uit permafrost”, zegt CAMS-onderzoeker Mark Parrington. Maar, benadrukt hij: „Dan worden dus alleen de gebieden ten noorden van de poolcirkel meegerekend. Als je naar de uitstoot van Centraal- en Oost-Siberië kijkt dan kom je in de maand juli al uit op zo’n 320 megaton CO2.”
De CO2-uitstoot van Arctische branden is dus relatief gering in vergelijking met die van overige bosbranden, zegt Guido van der Werf, klimaatonderzoeker en hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). „Normaal gesproken dragen bosbranden uit het Arctisch gebied bij aan minder dan 1 procent van de mondiale CO2-uitstoot door branden. Nu is dat bijna 2 procent.”
De taigabranden in het sub-Arctische gebied zijn gemiddeld gezien verantwoordelijk voor zo’n 10 procent van de totale uitstoot. En dan is de uitstoot uit permafrost dus niet meegerekend.
Bosbranden rond de poolcirkel zijn niet uitzonderlijk, zegt emeritus-aardwetenschapper Ko van Huissteden van de VU. „Ze zorgen voor verjonging van de vegetatie. Maar de duur en de intensiteit van de huidige branden is exceptioneel.”
Tot vorig jaar verrichtte Van Huissteden zelf permafrostonderzoek op de Siberische toendra. „Vooral veenbranden kunnen lang doorsmeulen en zorgen voor een flinke uitstoot van methaan. En die wordt vergroot doordat de bovenlaag van de permafrost ontdooit. Door de kou brandt het in die bevroren bodems niet heel diep door, maar het ijs in het bovenste deel smelt wel. Soms zie je lokaal dooimeren die door branden zijn geïnitieerd.”
Droogte
Mogelijk heeft de droogte van deze zomer de intensiteit van de branden versterkt, zegt Van Huissteden. „In juni was het op sommige plekken in Siberië 30 graden Celsius. Dat zijn geen normale temperaturen en zeker niet zo vroeg in het jaar. Normaal ligt er rond die tijd vaak nog sneeuw. Sowieso is er afgelopen winter weinig sneeuw gevallen en daardoor hebben veel dwergberken het loodje gelegd. Al dat dode hout vat makkelijk vlam.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data47753089-85d52d.jpg)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/slow400pxoutgif.gif|//images.nrc.nl/7WBmlDPa-vSx9QPyNtAkiT6tvCY=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/08/slow400pxoutgif.gif)
Waargenomen roet in de atmosfeer, in de maand juli, per dag. Beeld NASA
De natuurbranden ontstaan vaak door blikseminslagen, zegt Van der Werf. „En met klimaatverandering nemen die naar verwachting in aantal toe. Maar het is nog te vroeg om te zeggen of er sprake is van een opgaande trend.” De klimaatonderzoeker benadrukt dat het samenspel tussen klimaat en natuurbranden complex is. „Op de toendra kunnen branden inderdaad voor een netto opwarmend effect zorgen, doordat ze bijdragen aan dooi, maar in bossen zouden ze op termijn juist voor verkoeling kunnen zorgen. Als bos verbrandt, kan er op de open vlakte die ontstaat meer sneeuw blijven liggen. Zo’n witte vlakte weerkaatst zonlicht, waardoor de onderliggende bodem minder snel opwarmt. Anderzijds: als er door klimaatverandering minder sneeuw valt, geldt dat verkoelende effect niet.”
En dan is er nog de uitstoot van roet. Van der Werf: „De taiga en toendra liggen dicht bij de Groenlandse ijskap. Als dat zwarte fijnstof op het witte ijs belandt, kan dat ervoor zorgen dat het ijs sneller smelt doordat roet meer zonlicht opneemt.”