De Nederlandse staat is deels verantwoordelijk voor de dood van 350 moslimmannen in Srebrenica, meldde NRC op 19 juli. De Hoge Raad lijkt hier morele, politieke en juridische duidelijkheid te geven: de ‘moeders van Srebrenica’ hebben gelijk, Dutchbat heeft gefaald, de Nederlandse staat is aansprakelijk. Maar zo simpel en duidelijk is het niet, als je kijkt naar de grondslag van het oordeel. Dat is een rechtsnorm uit het burgerlijk recht, de ‘onrechtmatige daad’: in hoeverre moet de ene burger rekening houden met de andere? Dat is vreemd. Je zou toch eerder denken dat hier een vorm van staatsrecht – de relatie tussen overheid en burgers – van toepassing zou zijn. Oordelen over wat welbeschouwd een oorlogssituatie is op grond van normen over hoe burgers zich ten opzichte van elkaar in het dagelijkse leven behoren te gedragen, leidt tot onwenselijke gevolgen.
Hoe zag die situatie eruit? In het nauw gedreven proclameert de Franse generaal Morillon in maart 1993 eigenmachtig Srebrenica tot beschermd VN-gebied. Zo ontstaat de ‘safe area’, een ‘veilig gebied’ waar de strijdende partijen – in dit geval Bosnische Serviërs en Bosnische moslims – beloven te demilitariseren en onderling de vrede te bewaren. Om deze uiterst wankele voornemens kracht bij te zetten en de bevolking enige hulp en verlichting te bieden, wordt een VN-bataljon, Dutchbat, nabij Srebrenica gestationeerd.
Helaas zijn de strijdende partijen niet werkelijk uit op vrede. Niemand gaat vrijuit. Zoals een VN-functionaris zegt: ‘the Serbs are mass murderers, the Croats are assassins, and the Muslims are killers’. Als vredestichter en bemiddelaar is Dutchbat bewust maar licht bewapend. Het kan slechts hopen dat niemand het in zijn hoofd haalt de VN-militairen serieus kwaad te doen. Zeker na de val van Srebrenica, op 11 juli 1995, is dat geen uitgemaakte zaak. In de dagen daarna worden zevenduizend moslimmannen nabij Srebrenica op gruwelijke wijze vermoord. Door de Bosnische Serviërs, niet door de VN of door Dutchbat. Waarom wordt dan toch de Nederlandse staat tot een schadevergoeding veroordeeld?
Het juridische antwoord is dat de Nederlandse staat op twee cruciale momenten ‘effective control’ had, en daarmee aansprakelijk is. Het gaat dan om de evacuatie, of deportatie, van inwoners die na de val van Srebrenica hun toevlucht hadden gezocht tot de Nederlandse compound in Potocari en de omliggende ‘mini safe area’. Dutchbat had moeten inzien dat de Bosnische Serviërs hier op 13 juli de mannen scheidden van de andere vluchtelingen met als doel ze te vermoorden. Ook had Dutchbat de 350 mannen binnen de compound niet moeten uitleveren. Hoewel ook deze mannen volgens de rechters uiteindelijk hoogstwaarschijnlijk zouden zijn omgebracht, schatten zij hun overlevingskans bij adequater handelen van Dutchbat op 30 procent (Hof Den Haag) of 10 procent (Hoge Raad) – voor dat percentage houdt de rechter vervolgens de Nederlandse staat aansprakelijk voor de schade die de families van de vermoorde mannen hebben geleden.
Privaatrecht in plaats van moraal of politiek
In deze redenering zien we de privaatrechtelijke grondslag duidelijk terug: door onachtzaamheid berokkent de een schade aan de ander, en die schade moet worden vergoed. Dat gaat niet om moraal of politiek, maar om de juiste balans tussen de kosten van redelijke voorzorgsmaatregelen en de kosten van de gevolgen wanneer men nalaat die maatregelen te treffen. Deze ‘rekensom’ zou misschien nog zinvol te maken zijn geweest wanneer Dutchbat wél een expliciet militaire missie zou hebben gehad. Dan had men kunnen uitrekenen hoeveel extra militaire middelen er nodig waren geweest voor een realistische vorm van ‘effective control’. Maar dat was nu juist in strijd met de aard van de missie, die geen ‘effective control’ beoogde, maar alleen een symbolische bijdrage aan vredeshandhaving. Daarom moeten de rechters nu ‘effective control’ gaan omrekenen in morele, in plaats van militaire valuta. De rechters speculeren in feite dat die kosten waarschijnlijk niet heel hoog waren geweest: de Bosnische Serviërs hadden Dutchbat vast geen kwaad gedaan, menen zij. ‘Effective control’ betekent zo weinig meer dan morele zelfcontrole – een ‘rechte rug’.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data47317533-cbab84.jpg)
Anderzijds ontstond de ‘effective control’ doordat na de val van Srebrenica de vredesmissie effectief niet meer bestond en Nederland, in overleg met de VN, Dutchbat in feite een nieuwe missie opdroeg: het verlenen van hulp en de voorbereiding van de evacuatie van de vluchtelingen vanuit de zogenaamde ‘mini safe area’. Volgens de rechters had Nederland hiermee effectieve macht over in ieder geval de kern van het gebied, de compound zelf, en daarmee over de situatie van de 350 moslimmannen.
Misschien had Dutchbat inderdaad beter moeten optreden. Maar wat betekent ‘effective control’ wanneer de vredesmissie effectief voorbij is, de tanks van de Bosnische Serviërs voor de deur staan en de enige toegangsweg door hen wordt beheerst? En is het niet ironisch dat juist het proclameren van deze nieuwe, humanitaire missie Nederland opeens blootstelt aan – civielrechtelijke – aansprakelijkheid voor het slagen ervan? Of beter gezegd, voor het nagenoeg onvermijdelijk mislukken ervan.
Tragische ontknoping
Zo zien we een herhaling, of tragische ontknoping, van het scenario dat met het eigengereide optreden van Morillon begon. Zijn belofte om de bewoners te beschermen creëerde het hopeloze scenario van de vredesmissie en het ‘veilige gebied’. Daarvoor was de VN verantwoordelijk, maar niet aansprakelijk. Nederland improviseert in hoge nood een vluchtelingenopvang, en is opeens wel aansprakelijk. Daarmee betaalt het letterlijk en figuurlijk de rekening voor de mission impossible van de VN – de vrede te bewaren waar geen vrede was, zoals NIOD-directeur Hans Blom het destijds formuleerde.
Het is begrijpelijk dat de ‘moeders van Srebrenica’ een of andere vorm van compensatie verlangen. Maar dat er nu een privaatrechtelijke rekensom is gevonden hoe die rekening op Nederland te verhalen, is eerder een juridische spitsvondigheid dan een moreel of politiek ijkpunt. Een soort ‘eigen risico voor vredesmissies,’ zoals NRC in haar commentaar stelt. Ik noem het een administratieve boete op hulpverlening. Dit lijkt me een onwenselijke ontwikkeling.