Briefschrijver Frans van de Camp acht de vrijheid van onderwijs achterhaald omdat we daarmee „toestaan dat iedereen er zijn of haar eigen misvattingen op na mag houden, en die ook door mag geven aan de volgende generatie” (23/7). Hij denkt dat het universeel onderschrijven van zíjn normen en waarden een noodzakelijke voorwaarde is voor een gezonde samenleving. Een misverstand. Wij leven in een rechtsstaat. Wat hier de lieve vrede bewaart en het samenleven mogelijk maakt is dat wij ons houden aan in gezamenlijk overleg overeengekomen regels, waarvan we allemaal zouden moeten beseffen dat het tijdelijke compromissen zijn waar je je aan houdt omdat het anders een puinhoop wordt. Die wetten komen niet voort uit een superieure of zelfs universele moraal. Je hoeft ze niet te onderschrijven. Je mag het er van harte mee oneens zijn. Je mag ervoor pleiten ze te veranderen, en als je daar een meerderheid voor meekrijgt, wórden ze veranderd. Van de Camp wil van die rechtsstaat een waardenstaat maken, een staat waarin van hogerhand wordt vastgesteld wat goed en waar is. Zulke staten bestaan. Daar wordt de wet bepaald door een klein groepje van moreel deskundigen. En zulke landen – denk aan Saoedi-Arabië, Iran of Noord-Korea – kennen inderdaad geen vrijheid van onderwijs. Misschien iets om nog even bij stil te staan?
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onderwijsvrijheid is essentieel voor een rechtsstaat
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data47482726-d67e93.jpg)
Een versie van
dit artikel
verscheen ook in
NRC Handelsblad
van 25 juli 2019