Voor beveiligers is er het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging, voor architecten de Stichting Fonds Architectenbureaus. Zeelieden kunnen terecht bij het O&O-fonds Zeescheepvaart en wie op latere leeftijd een studie wil doen, kan het Levenlanglerenkrediet aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Voor werknemers die zich willen bijscholen, zijn er verschillende potjes geld. Maar: je moet ze weten te vinden.
Opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O) zijn onderdeel van de ‘leven-lang-lerenstrategie’ van de overheid. Werkgever en overheid stellen geld beschikbaar vanuit de idee dat werknemers zich moeten blijven ontwikkelen om goede kansen te houden op een veranderende arbeidsmarkt. Het is niet duidelijk hoeveel geld de fondsen samen hebben, wél dat het om grote bedragen gaat. In 2015 besteedden 65 fondsen samen 168,6 miljoen euro aan opleiding en ontwikkeling van werknemers. In de praktijk blijkt echter dat slechts van een deel van de fondsen gebruik wordt gemaakt.
Slechte fondsen
Toch kwamen de D66-ministers Wouter Koolmees (Sociale Zaken) en Ingrid van Engelshoven (Onderwijs) vorige maand met plannen voor een „persoonlijk ontwikkelbudget voor iedereen”. Voor het nieuwe ontwikkelbudget – dat past binnen het idee van ‘leven lang leren’ – trekken ze ruim 200 miljoen euro uit. Werknemers, werklozen en zzp’ers die zich willen bijscholen kunnen maximaal 2.000 euro per persoon per jaar krijgen. Want de mensen die het meeste baat hebben bij bijscholing zijn volgens het ministerie „helaas vaak ook de mensen die er het minst gebruik van maken”. Het nieuwe budget zou juist die groep van kwetsbare werkenden - bijvoorbeeld zzp'ers of werknemers in functies die verdwijnen - moeten bereiken.
Nederland kent nu zo’n 140 O&O-fondsen in meer dan honderd sectoren. Menig cao verplicht werkgevers een percentage van de loonsom af te dragen aan zo'n fonds. Daardoor kunnen ruim anderhalf miljoen werknemers aanspraak maken op scholingsgelden.
Maar dat het kán, betekent niet dat het gebeurt. Het bestaan van een fonds alleen blijkt niet voldoende om werknemers tot scholing te bewegen. „Van de goede regelingen wordt ongeveer 45 procent van het geld gebruikt”, zegt Andries de Grip, hoogleraar arbeidsmarkt aan de universiteit van Maastricht. „Van de slechte fondsen vrijwel niets. Daarvan weet niemand dat ze bestaan.”
Het onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte’ ontwikkelingsfondsen zit volgens De Grip in de manier waarop het fonds geld uitkeert. „Goede regelingen zijn ingebed in het personeelsbeleid van de organisatie. Er wordt niet alleen geld beschikbaar gesteld, mensen worden ook geattendeerd op de beschikbaarheid van dat geld en de mogelijkheden.”
Meer dan geld
Dat investeren in werknemers loont, blijkt uit een doorrekening van onderzoeksinstituut SEO. Scholing zorgt voor duurzame inzetbaarheid van personeel, helpt bij vermindering van inkomensongelijkheid en geeft werknemers regie over hun loopbaan.
Daarnaast zijn werknemers beter voorbereid op een veranderende arbeidsmarkt en doen ze minder vaak een beroep op de sociale zekerheid. De lasten daarvan zouden op den duur dalen.
Scholing levert dus niet alleen voordelen op voor de werkgever, ook de werknemer is erbij gebaat. Waarom maken werknemers dan toch zo weinig gebruik van de beschikbare fondsen?
Bijscholen is niet alleen een kwestie van geld vrijmaken, zegt De Grip. „Er is onderzoek gedaan waarbij werknemers werden ingedeeld in drie groepen. De eerste groep kreeg geld voor bijscholing, de tweede groep geld én werktijd voor scholing, de derde groep alleen werktijd. De groep die zowel geld als werktijd kreeg, blijkt het meest bereid tot bijscholing. De groep die tijdens werktijd mocht bijscholen maar zelf de kosten moest dragen, was het minst tevreden.”
Voor flexwerkers lag het net anders, vertelt De Grip. „Zij hebben over het algemeen weer geen probleem met een cursus volgen in eigen tijd. Ze zien het als opstapje naar een vaste baan, en hebben meer last van het cursusgeld.”
Katja van Kranenburg, advocaat arbeidsrecht en gespecialiseerd in toepassing van nieuwe technologie op de werkvloer, vindt dat er eerst gewerkt moet worden aan het huidige systeem van fondsen voordat er weer nieuwe initiatieven worden ontplooid. „Iedereen komt met nieuwe plannen voor een leven lang leren. Laten we eerst eens kijken wat er aan geld beschikbaar is en hoe we dat aan werknemers kunnen verbinden. Het geld dat nu beschikbaar is, komt niet bij de juiste personen terecht.”
Leerambassadeurs
Om werknemers te begeleiden op het gebied van bijscholing, leiden vakbonden FNV en CNV dit jaar ‘leerambassadeurs’ op: werknemers die met collega’s de loopbaanontwikkeling bespreken. Inmiddels werken twaalf leerambassadeurs bij overheidsinstellingen, een pilot die twee jaar duurt.
Voordeel van deze aanpak is de laagdrempeligheid, zegt Corine Damen, leerambassadeur bij de gemeente Goeree-Overflakkee. „Het is collega’s onder elkaar, in een informele setting. Bij de loopbaanadviseur start je een officieel traject. Dat is een drempel. Wat als ik hierdoor mijn oude functie verlies? Of misschien denkt mijn baas dat ik het niet naar mijn zin heb.”
De uitwerking van het nieuwe ontwikkelbudget van minister Koolmees is nog vaag. Een woordvoerder laat weten dat wordt gedacht aan begeleidingsgesprekken. Maar hoe het budget precies vorm krijgt en hoe het ministerie wil zorgen dat dit geld wél wordt besteed? Dat blijft onduidelijk.