Apple Music bestaat niet meer. Het heet Muzyka en staat los van Apple. Online winkelen doe je nog steeds bij Amazon, maar Amazons streamingdienst is afgesplitst en heet nu Horizon. Instagrammen doe je als vanouds op Instagram – maar dat is weer een apart bedrijf, los van Facebook. Android is niet meer van Google, de Xbox-gameswinkel niet meer van Microsoft.
Ongeveer zo ziet de toekomst voor Big Tech eruit, als het aan voorstanders van het opbreken van de grote Amerikaanse techfirma’s (de namen Muzyka en Horizon zijn verzinsels) ligt. Met de toenemende dominantie van Amazon, Apple, Facebook, Google en Microsoft groeit het verzet tegen de technologiegiganten. In Europa, maar de laatste tijd ook in de Verenigde Staten. Daar klinkt steeds vaker de roep om de megabedrijven in stukken te slaan.
De groei van de bedrijven is duizelingwekkend te noemen. De vijf giganten zetten vorig jaar samen omgerekend 715 miljard euro om, krap zes keer zoveel als tien jaar geleden en ongeveer evenveel als het nationaal inkomen van Nederland. Amazon, Apple, Facebook, Google en Microsoft zijn in beurswaarde de grootste vijf bedrijven van de wereld. Samen zijn ze zo’n 3.800 miljard euro waard.
Het is niet zozeer de groei zelf die tot verzet leidt, maar vooral de manier waarop de bedrijven groeien. Met hun aan elkaar geknoopte producten – platforms, clouds, diensten, eigen software, vaak eigen hardware – schakelen ze de concurrentie uit en zo schaden ze de consument, luidt de kern van de kritiek van consumentengroepen, politici, academici en activisten.
Ongenoegen over Big Tech leefde tot dusver meer in Europa, deels ook gedreven door verontwaardiging over de schending van de privacy van gebruikers door bijvoorbeeld tracking (volgsoftware). Daarbovenop komt nog een berg klachten, variërend van belastingontwijking tot de verspreiding van desinformatie en haat.
In de VS kreeg een pleidooi van de Democratische presidentskandidaat Elizabeth Warren dit voorjaar veel aandacht. De senator wil Amazon, Google en Facebook opbreken. De platformfuncties (zoals de zoekmachine van Google en de marktplaats van Amazon) zouden moeten worden afgesplitst en worden gereguleerd als ‘platform-nutsbedrijven’. De rest moet als aparte bedrijven verder. Daarnaast wil Warren recente overnames van de techreuzen terugdraaien. Zo zouden WhatsApp en Instagram weer los moeten komen van Facebook.
Ook aan de andere kant van het politieke spectrum lijkt de stemming om te slaan. President Donald Trump zei onlangs dat er „duidelijk iets gaande is wat betreft de monopolies” bij techbedrijven.
„In de VS waren we erg gericht op de voordelen die deze bedrijven brachten”, zegt Charlotte Slaiman aan de telefoon. Ze is mededingingsjurist bij Public Knowledge, een organisatie die zich inzet voor een open internet. „Nu gaat het meer over de zorgen die er leven.”
Ook voorzitter Diana Moss van American Antitrust Institute, een organisatie die een strenger mededingingsbeleid voorstaat, ziet een „groeiend besef” dat Big Tech de economie en de maatschappij niet altijd ten goede komt. Slaiman en Moss wijzen op de stroom overnames van kleinere concurrenten en start-ups door de vijf techfirma’s. „Potentiële deelnemers aan de markt en concurrenten worden geëlimineerd”, zegt Moss. Dat smoort innovatie in de kiem, zegt Slaiman – en zo is uiteindelijk de consument de dupe.
Inmiddels lijken Amerikaanse mededingingsautoriteiten op scherp te staan. Een groep Apple-gebruikers bereidt een zaak voor tegen het bedrijf, omdat het de applicatiemarkt zou afschermen via zijn eigen App Store. Google wordt volgens mediaberichten door het ministerie van Justitie doorgelicht vanwege vermoedelijke concurrentiebeperkende praktijken op de zoekmachine, die in combinatie met Googles eigen diensten zoals YouTube, miljarden aan advertentiegeld genereert. Een andere toezichthouder, de FTC, heeft Amazon en Facebook in het vizier. Bij Amazon bestaat het sterke vermoeden dat het eigen producten voortrekt op het winkelplatform.
Mededingingszaken in de VS tegen techfirma’s zijn niet nieuw. In 2001 trof de Amerikaanse justitie een schikking met Microsoft, vanwege het blokkeren van programma’s van concurrenten op zijn besturingssysteem Windows. De laatste jaren was het echter vooral de Europese Commissie die Amerikaanse techbedrijven strafte. Google kreeg onder meer boetes van Brussel voor het voortrekken van de eigen zoekmachine op telefoons die op Googles Android draaien.
Klachten over Big Tech genoeg, maar wat is het beste antwoord?
Optie 1
Opbreken
Het voorstel van de Democratische senator Elizabeth Warren spreekt tot de verbeelding: de hakbijl erin, zoals ook begin vorige eeuw met de toenmalige monopolisten gebeurde. Standard Oil werd door de Amerikaanse autoriteiten aangemerkt als monopolist en opgedeeld in ruim dertig olie-, raffinage- en transportbedrijven.
De vraag is of zo’n oplossing bij Big Tech zou werken. Warren wil de bedrijven onderwerpen aan nieuwe wetgeving. Techbedrijven met een jaaromzet boven 25 miljard dollar (dat halen de grote vijf allemaal ruim) zouden niet meer tegelijk platform én dienstverlener mogen zijn. Wie op Googles zoekmachine (een platform) iets zoekt, zou dan niet meer altijd worden doorgeleid naar Google Maps (een dienst). Want dat worden aparte bedrijven.
Zo’n splitsing is een paardenmiddel waar experts sceptisch over zijn. De Franse econoom Béatrice Dumont, hoogleraar aan de Sorbonne in Parijs en aan het Europa-college in Brugge, voorziet negatieve effecten voor de innovatie. „Een bedrijf dat het risico loopt als platform te worden aangemerkt, ziet dan misschien liever af van investeringen.”
Ook Ariel Ezrachi, hoogleraar mededingingsrecht in Oxford, voorziet bij het opbreken van bedrijven als Google een klap voor de investeringen en voor de innovatie in de techsector, mailt hij. „Een magische oplossing is dit niet. Gebruikers kunnen na opsplitsing terugkeren bij het grootste bedrijf, dat dan opnieuw dominant wordt.”
In „extreme gevallen” zouden de bedrijven wel kunnen worden opgebroken – om politieke redenen alleen in de VS, denkt hij. „Het is één ding voor de Europese Commissie om een groot Amerikaans bedrijf als Google boetes te geven, het is iets anders om een Amerikaans bedrijf tot opsplitsing te dwingen.”
En zelfs in de VS ligt dat in de praktijk uiterst lastig, zeggen de Amerikaanse experts Moss en Slaiman, die beiden eerder werkten voor mededingingsautoriteiten. Moss zegt dat de overheid, als regelgever voor de overgebleven platformen (Googles zoekmachine, Amazons marktplaats, Apples App Store), het risico loopt verstrikt te raken in commerciële belangen. Want wie moet bepalen hoe hoog de prijs voor de toegang tot die platformen moet worden?
Het is ook mogelijk de concerns op te breken met een mededingingszaak, aangespannen door een concurrent van een techreus bijvoorbeeld. Opsplitsing zou dan het antwoord zijn op monopolistisch gedrag van een bedrijf. „Maar dan zou opbreken aantoonbaar de oplossing moeten zijn voor een specifiek delict. Dat is voor de rechter een hoge barrière”, zegt Slaiman. Mededingingskwesties in de VS gaan vaak met eindeloze juridische procedures gepaard.
Optie 2
Strenger bij fusies
Er is een minder drastische manier om in te grijpen bij de techgiganten. Geregeld klinkt de roep de huidige mededingingsregels eerst eens consequenter toe te passen – en kritischer te zijn bij fusies en overnames. In zes jaar tijd hebben alleen al Google en Facebook in totaal 150 bedrijven opgekocht, zonder dat mededingingsautoriteiten bezwaar maakten. Start-ups met slimme ideeën of populaire diensten die (in potentie) een bedreiging vormen voor de techreuzen, komen in wat de kill zone wordt genoemd: ze worden opgekocht en geneutraliseerd.
Twee voorbeelden daarvan. Google kocht in 2007 DoubleClick, gespecialiseerd in verkoop van online advertenties. Zo werd Googles zoekmachine een advertentiegoudmijn. En Facebook telde in 2012 een miljard dollar neer voor Instagram, dat toen nog maar 30 miljoen gebruikers had (nu meer dan een miljard).
Volgens Moss is het de lakse houding van de mededingingswaakhonden die ervoor heeft gezorgd dat er „hele ecosystemen” zijn ontstaan met „grote marktmacht”. En de kooplust heeft geen einde: Google koopt nu voor 2,6 miljard dollar Looker, een bedrijf in data-analyse. Dat versterkt Googles eigen positie op dit terrein, maar kan er ook voor zorgen dat Googles concurrenten minder toegang krijgen tot diensten van Looker, zegt Moss. Toezichthouders moeten deze deal grondig tegen het licht houden, vindt Moss. „En ze moeten absoluut ook overnames uit het verleden opnieuw beoordelen.”
Zo zou Facebooks koop van Instagram opnieuw moeten worden bekeken. Moss wil dat autoriteiten dan ook de vraag stellen of de „marktmacht” van Facebook de kwaliteit van Instagram heeft verslechterd en zo „consumenten heeft geschaad”. Onder gebruikers leven nogal wat klachten over de veelheid van advertenties en over algoritmes die bepalen welke foto’s je bovenaan ziet in de app.
Desnoods moet de deal ongedaan worden gemaakt, vindt Moss – een conclusie die senator Warren alvast heeft getrokken. Maar dat zal heel lastig zijn, zegt Slaiman van Public Knowledge. „Het is een beetje zoals het terugbrengen van een omelet tot twee eieren.” Inmiddels heeft Facebook-baas Mark Zuckerberg Instagram helemaal in zijn bedrijf geïntegreerd.
Optie 3
Betere regulering
Niet iedereen staat te springen om Big Tech een kopje kleiner te maken via het mededingingsrecht. De grootte van de bedrijven op zich is niet zo’n probleem, meent econoom Béatrice Dumont. „Bedrijven zien er bedreigend uit, met dergelijke omzetcijfers, en nu maken ze ook nog plannen om eigen munten te lanceren. Maar in feite zijn ze kwetsbaar”, zegt ze, wijzend op de razendsnelle innovatie – ook in China, waar techreuzen als Alibaba opkomen. Niemand garandeert dat de grote vijf hun posities behouden.
Wel is belangrijk dat schadelijke effecten voor consumenten worden aangepakt en concurrentie wordt bevorderd, meent Dumont. Daarvoor is regelgeving op andere terreinen: privacy, copyright, data – effectiever, zegt ze. In de VS wordt nu gedebatteerd over introductie van een brede privacywet, zoals de Algemene verordening gegevensbescherming van de EU. Californië nam al een versie van de AVG aan.
In Europa beginnen de effecten van de AVG merkbaar te worden. Begin dit jaar kreeg Google een boete van 50 miljoen euro van de Franse privacytoezichthouder voor het onvoldoende informeren van gebruikers over privacy. Ook op basis van de AVG verbood de Duitse mededingingswaakhond Facebook de gebruikersdata van Facebook, Instagram en WhatsApp op één hoop te gooien.
Overigens is niet iedereen even positief over het effect van de AVG op Big Tech. De kosten om aan het regelbouwwerk te voldoen zijn zo enorm, dat alleen mega-techbedrijven ze kunnen dragen. Zo wordt hun positie uiteindelijk juist versterkt, schreef techexpert Cory Doctorow onlangs in The Economist.
Regulering werkt beter dan opsplitsing van de bedrijven, gelooft ook hoogleraar Ezrachi uit Oxford. Hij schreef mee aan een rapport van de universiteit van Chicago waarin een Digitale Autoriteit in de VS wordt voorgesteld, die alle regelgeving voor de techsector op zich neemt en die de bedrijven van monopolistisch gedrag zou moeten weerhouden. Zo zou deze autoriteit ‘dataportabiliteit’ moeten afdwingen – het recht je eigen gegevens over te dragen van het ene naar het andere bedrijf.
Dit principe (ook opgenomen in de AVG) is heel belangrijk, want het ontneemt bedrijven hun monopolie op data, zegt Slaiman van Public Knowledge. „Je moet je vrienden van Facebook kunnen meenemen naar een ander netwerk.”
Wat zou regelgeving nog meer kunnen doen? Technische barrières kunnen worden weggesneden, zodat iedereen kan ‘inbreken’ bij de grote vijf met een eigen dienst (‘interoperabiliteit’). Dan kunnen concurrenten van Apple bijvoorbeeld een app-winkel op de iPhone beginnen. En er kunnen regels komen tegen discriminatie van diensten van een concurrent op het eigen platform (‘non-discriminatie’). Slaiman: „Techbedrijven kunnen dezelfde producten blijven aanbieden, maar ze moeten telkens concurreren. We hebben zo ook de telecomsector gereguleerd. Dat heeft vele jaren geduurd, maar het heeft gewerkt.”
Correctie 17 juli 2019: In een eerdere versie van dit artikel stond dat de Amsterdamse effectenbeurs in 1911 verkaste van het Damrak naar Beursplein 5. De verhuizing vond in december 1913 plaats. Op 2 januari 1914 ging de handel in het nieuwe gebouw van start.