Hoe langer ik niet word aangeraakt hoe prikkelbaarder, en dus harder ik word

Aanraken Toen ze zich realiseerde wat het gemis van lijfelijk contact met haar doet, hield een week bij hoe vaak ze wordt aangeraakt.

Foto’s
Foto’s Sanja Marušic

Dag 1, zaterdag

Het is een zonnige middag en ik loop over het Waterlooplein in Amsterdam. Het is een fijne plek om flarden van gesprekken

mee te krijgen, om naar al die verschillende talen te luisteren, mensen te bekijken of de aangeboden spullen te bestuderen.

Een man botst tegen me aan, zegt vluchtig sorry en kijkt weer op zijn scherm. Door verschillende voorbijgangers word ik aangeraakt, niet echt, niet gevraagd: het zijn zeven jassen die mij raken.

Na de breuk met mijn relatie van bijna acht jaar viel mij op dat een aanraking helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Althans, ik ben in eerste instantie niet zo aanhalerig. Of, het hangt ervan af hoe je er zelf tegenover staat, maar ik ben niet zo ‘aanhalerig’. Ik vraag niet gauw aan vrienden of ze me willen vasthouden of knuffelen. Al zou ik het soms wel willen.

Nu ik zo’n tweeëneenhalf jaar vrijgezel ben, merk ik hoe belangrijk fysiek contact eigenlijk is: hoe langer ik niet word aangeraakt hoe prikkelbaarder, geïrriteerder en dus harder ik word.

Een tijdje geleden las ik op de literaire website lithub.com een stuk van de Amerikaanse schrijfster Stephanie Gangi. Ze hield een week bij hoe vaak ze werd aangeraakt. Het stuk is me bijgebleven. Nu ik steeds meer besef wat het gemis van een aanraking met me doet besluit ik haar experiment op te volgen om aanraking eens onder de loep te nemen.

Die avond heb ik met twee vriendinnen afgesproken. We geven elkaar vluchtig een knuffel én een kus. Op de fiets verbaas ik me over de (nu al) (nu al) zongebruinde handen van mijn vriendin. In een impuls raak ik haar hand met mijn wijsvinger. Het liefst zou ik haar willen knuffelen maar dit durf ik niet.

Tijdens het afscheid geven we elkaar een luchtkus, onze fietsen staan te ver uit elkaar.

Dus aantal aanrakingen vandaag: 13.

Zondag

Aanraken in een woordenboek: met het lichaam in contact komen.

Erna: in aanraking: o.a. met de politie.

In een ander woordenboek: [iemand, iets] raken, betasten.

Daar meteen onder: aanranden.

Maar volgens mij is aanraken óók: naar elkaar luisteren, elkaar aankijken, gezien worden, het kan troost bieden of spelenderwijs worden ingezet (tijdens een stoeipartij of elkaar wegduwen, kietelen, high-fiven, tijdens grappen, plagen en klieren), tijdens of na het sporten. Maar ook omdat je je medeleven deelt met de ander, tijdens het geruststellen, groeten, uit verveling. En ja, natuurlijk ook tijdens intieme momenten met je/een partner. Je kan knuffelen, simpelweg een hand op andermans arm leggen of al die andere mogelijkheden die hiertussen en omheen zweven.

Dan heb je ook de negatieve vormen van aanraken; van corrigerende tikken tot vechtpartijen. Van ongewenste intimiteit, aanranding tot verkrachting of moord.

Voor mij is een bedoelde (lange) aanraking een onderbreking van alles wat er op dat moment gaande is. Een pauze van toekomst en verleden, van het brein, de ratio. Daarbij voelt een aanraking voor mij dat iemand mij ziet, echt ziet.

In de supermarkt koop ik een zak spinazie. De kassier is nieuw, ietwat bleu en onhandig geeft hij mijn wisselgeld terug. Zijn ranke vingers raken mijn handpalm. We wensen elkaar een fijne dag en ik besef dat hij mijn enige aanraakmoment van vandaag is.

Maandag

Wekelijks strijk ik op maandag bij een stel thuis. Zij ontbijten, drinken koffie, lezen de krant of bespreken de week. Ik luister naar het sissen van het strijkijzer, met mijn handen strijk ik langs stoffen, het gladde oppervlak van de strijkplank en dat harde plastic van die alsmaar doorontwikkelende strijkbout (serieus, hoe groot kan je ze maken?).

„Ik word zo chagrijnig van dat Brexit-gebeuren”, zegt de vrouw.

Afwezig antwoord ik: „Ah ja.” Het gesprek komt op Baudet. We hebben het er nog even over en ik eindig met: „Al die mensen en al hun meningen.” De vrouw loopt achter me langs en legt lachend haar hand op mijn schouderblad. Kort wrijft ze erover en gaat naar boven.

Na het strijkwerk maak ik schoon in een huis waar onder andere een jonge kat woont. Hij is niet per se aaibaar, hij springt meerdere malen tegen mijn been op. Dit zijn vrolijke aanrakingen: als ik bijvoorbeeld de kast afneem, steekt hij zijn kop om de deur, komt met een rotvaart op me af, glijdt uit, knalt tegen mijn benen en rent dan als een idioot weer terug. Om dit drie uur te herhalen. Dit is meer dan veertien keer gebeurd en dit tel ik zeker mee als aanraking! In zowel mens als dier zit leven en is op zijn eigen manier op zoek naar contact.

Die middag heb ik een afspraak met een acteur: kijken-of-hij-aan-mijn-idee-wil-mee-werken-afspraak. Bij de groet geven we elkaar een hand, na het gesprek geeft hij me een kus op mijn wang en legt tegelijkertijd zijn hand op mijn bovenarm.

Dus in totaal wel 18 keer aangeraakt!

Dinsdag

Op dinsdag maak ik schoon in twee huizen, beiden zonder huisdieren, dus zonder fysiek contact. Al raakt een mens de hele dag door dingen aan: je matras, je bed, de kleding die je lijf omsluit, je stoel, tafel, bestek, kommen, borden, afwaskwast, deurkrukken, hand- of theedoeken, water maar ook jezelf. Of: ik raak mijn gezicht aan wanneer ik er ’s ochtends een plens water op gooi, mijn haren als ik ze in een knot prop, mijn handen als ik ze was. Ook wrijf ik dagelijks over mijn gezicht, in mijn handen, ik masseer mijn nek, aai over mijn schoot, borsten, buik of masseer mijn voeten. Maar dit telt niet. Of wel? Tijdens deze ‘handelingen’ worden veel zintuigen geprikkeld, maar dan zou koken ook moeten tellen: het fijnsnijden van uien, knoflookteentjes, aubergines, het pellen van tomaten, het schaven van wortelen of het raspen van gember. Hier zit aandacht in. In wezen is aanraken ook aandacht, aandacht voor je lijf, voor wat je eet. Maar het gaat me echt om een aanraking met een ander.

Ik besef dat ik geluk heb dat ik vrienden heb, dat ik me over de schoot van mijn vriendin kan laten vallen als een gewond dier en zij zonder woorden over mijn rug aait

In de avond komt een vriendin eten, ze is natgeregend, we geven elkaar vluchtig een kus. Nadat ze haar jas, sjaal en muts over de kachel heeft gehangen, vraag ik hoe haar afspraak was. Ik roer in de pan soep en zij komt achter me staan, met haar voorhoofd leunt ze tegen mijn bovenrug, ze zucht en ik moet lachen.

Wanneer ze naar huis gaat geven we elkaar een kus en een knuffel.

Dus vandaag: 4 keer aangeraakt.

Woensdag

In de ochtenden en namiddagen van woensdag tot zondag schrijf ik, dan is er absoluut geen sprake van contact, behalve dan dat mijn vingers over het toetsenbord ratelen en mijn billen op het stoelvlak zitten.

’s Middags voor een vergadering krijg ik een lange knuffel van de dramaturge (die wanneer ze mailt, begint met ‘Lieve Sytske’. Bijna alle mensen om me heen sms’en of mailen me met deze aanhef). Ik krijg ook een knuffel én zoen van de regisseuse. Tijdens ons gesprek komt er iemand van de financiën langs, hij geeft me een hand.

Voor ik wegga krijg ik drie dikke zoenen van de dramaturge en een zoen van de regisseuse.

Dus 8 bedoelde aanrakingen vandaag.

Donderdag

Wat me opvalt is dat zowel aanraken als aanranden dicht op elkaar staan in het woordenboek én snel kunnen worden verward in de praktijk. Tijdens een aanraking is een bepaalde overgave van belang, maar in deze overgave is het fijn om van jezelf te weten hoe dichtbij je die ander wil hebben, waar je iemand op je lijf toelaat. Ik vond en vind dit nog steeds moeilijk. Mijn ex wist precies wanneer ik het fijn vond om zijn hand in mijn nek te hebben en andersom. Maar met een nieuw persoon ligt dit toch wat ingewikkelder. Wanneer vertrouw je iemand? Je moet beiden ‘nee’ kunnen (en durven) zeggen. Ik kom er steeds meer achter dat hier een grijs gebied omheen hangt, dat net als de hoeveelheid aanrakingen moeilijk is te definiëren.

Maar nu ik de daadwerkelijke aanrakingen heb geteld valt het resultaat me tegen

Bij vlagen kan ik me voorstellen dat die drang, dat verlangen om je zin door te drijven niet te stuiten is. Die hunkering naar een aanraking. Bij mij komt die voort uit dat vastgehouden willen worden maar dat niet durven vragen.

Ik schaam me op dit soort momenten voor deze dwanggedachte, maar tegelijkertijd denk ik óók: het is toch niet meer dan menselijk? Wat niet getolereerd wordt is dat die hunkering wordt omgezet in een daad waarin een ander tot slachtoffer wordt gemaakt.

Ik besef dat ik geluk heb dat ik vrienden heb, dat ik me over de schoot van mijn vriendin kan laten vallen als een gewond dier en zij zonder woorden over mijn rug aait. Maar hoe zit het met mensen die bijna of geen vrienden hebben? Met ouderen, eenzame jongeren? En al die andere mensen van wie ik geen weet heb? Om nog maar te zwijgen over degenen die wel omringd zijn door mensen maar om wat voor reden dan ook blokkades ervaren tijdens fysiek contact?

Sinds ik Gangi’s artikel heb gelezen kijk ik anders naar het nieuws. Ik lees of luister naar verhalen over aanrandingen, verkrachtingen, maar ook gewelddadige situaties en terrorisme op een andere manier. Bij elke bruut bericht vraag ik me af: zijn die ‘daders’ wel genoeg aangeraakt? Om meteen mezelf in de rede te vallen: naïeve idioot, je denkt toch niet dat door meer fysiek contact er sprake is van wereldvrede? (al die premiers en wereldleiders: ‘Dus dat is het! Nu komt de aap uit de mouw!’)

Ik spreek af met een collega-schrijver, zij is verlegen, ongemakkelijk en onhandig (ik heb deze drie eigenschappen ook). We deden niet bij de groet – zoals dat gaat – een groet en een kus. Nee, ze plofte neer en begon als een machine vragen op me af te schieten. Pas bij het weggaan gaven we elkaar een vluchtige kus.

Aanraakmoment, weer 1!?

Vrijdag

Eens in de zoveel tijd komt een beeldend kunstenaar langs om samen naar mijn beeldend werk te kijken en dit te bespreken. Hij vraagt van welke kunstenaar de ansichtkaart is die op mijn bureau staat. Ik geef hem de kaart, in deze handeling raken onze handen elkaar voorzichtig.

’s Avonds spreek ik af met een vriendin: een kus bij de groet, een keer tik ik op haar bovenbeen en tijdens het afscheid geven we elkaar weer een kus.

Aanraakmomenten: 4.

Lees ook dit opiniestuk van huisarts Pieter Barnhoorn: Ik wil een patiënt kunnen knuffelen

In 1 week ben ik 49 min 7 (die onbedoelde van het Waterlooplein) dus 42 keer aangeraakt. Ik dacht dat het aantal hoger zou liggen omdat ik zoveel liefdevolle gesprekken heb en fijne sms’jes en mails krijg. Maar nu ik de daadwerkelijke aanrakingen heb geteld valt het resultaat me tegen. Al wil ik benadrukken dat ondanks die vlagen van het gemis naar fysiek contact, ik het ‘vrijgezelle bestaan’ als iets goeds, fijns en zelfs als iets sterks en moois ervaar. Daarom heb ik het volgende bedacht: misschien moeten we net als op een basisschool ergens in Europa elke ochtend elkaars rug masseren (De precieze bron is een vriendin: ‘Die school is in Zweden maar ik weet niet meer in welke documentaire ik dit zag’). Het blijkt dat deze klas overduidelijk minder complicaties heeft op zo’n dag. Ik geloof dat dit ook voor volwassenen telt. Gewoon op je werk, in je bed, waar je ook bent: een moment nemen om elkaars rug te masseren. Is er niemand? Bel dan bij de buurman aan: ‘Sorry man, ik moet zo naar mijn werk, wil je ff mijn rug masseren? Kom op, opstaan. Zo zijn de regels.’