Wereldsteden veranderen continu en nu lijken de veranderingen sneller dan ooit te gaan. In New York is er vooral van alles bij gekomen: meer inwoners, 8,3 miljoen inmiddels, meer toeristen, meer wolkenkrabbers, zelfs meer auto’s.
Dat zie je op straat. Op de trottoirs van Manhattan strijden bewoners, werklui, bezorgers, promotieteams en toeristen harder dan ooit om de schaarse ruimte. Op de overvolle avenues wordt veel getoeterd. Nieuw zijn de vele fietsers die zich een weg banen door dit geweld – soms op aangelegde fietspaden, als die niet door dubbelgeparkeerde auto’s zijn bezet, soms zigzaggend tussen vaststaande auto’s door, soms uit wanhoop op het trottoir.
De recente opmars van de fiets in New York is zonder overdrijven indrukwekkend. Volgens schattingen van de transportafdeling van de stad fietsen bijna 800 duizend New Yorkers regelmatig (meerdere keren per maand); samen zijn ze goed voor gemiddeld 490 duizend fietsritten per dag. Dat is ruim drie keer zoveel als vijftien jaar geleden. Dat ijkpunt, 2004, is niet voor niets gekozen, want in dat jaar begon het stadsbestuur onder toenmalig burgemeester Michael Bloomberg met grootschalige aanleg van fietspaden in de stad.
Onder huidig burgemeester Bill de Blasio worden fietspaden in een aanzienlijk lager tempo aangelegd, zoals ook het aantal fietsers de afgelopen paar jaar minder hard is gegroeid. Dat is deels het gevolg van De Blasio’s gebrek aan enthousiasme voor de fiets, gevoed door ‘bikelash’: tegenstand onder autominnende New Yorkers, die klagen over het verdwijnen van parkeerplaatsen, de ruimte die fietsers op de weg krijgen en het gevaar dat zij met zich zouden meebrengen.
Uit parken geweerd
Het is niet voor het eerst dat New York met een bikelash te maken heeft, blijkt uit de tentoonstelling Cycling in the city: A 200 year history in het Museum of the City of New York. Die bestaat grotendeels uit ludieke artefacten die mooi de vaak woelige relatie tussen de fiets en de stad weergeven, aangevuld met fietsen van 1819 tot nu, video’s, foto’s en ander beeldmateriaal. Iconisch zijn de foto’s van de straten tijdens de openbaarvervoersstaking van 1980, toen naar schatting een half miljoen New Yorkers plots op de fiets naar het werk reden. Een vergeeld document dat stamt uit ongeveer 1880 leert dat alleen vergunninghouders in Central Park mochten fietsen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/06/data46087993-552ab4.jpg|//images.nrc.nl/OzseeTcn0nCturXz_i47YiR3C7Y=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/06/data46087993-552ab4.jpg)
New Yorkse fietsers in 1895. Foto Alice Austen, Alice Austen House
Dat laatste artefact is het favoriete object in de tentoonstelling van curator Evan Fiss, tevens hoogleraar geschiedenis aan de James Madison University in Virginia. „Fietsers werden destijds geweerd uit de parken, waarop ze protesteerden. Het daaropvolgende vergunningensysteem was een poging om alleen de elite toe te staan in het park te fietsen”, zegt Fiss. „Het toont ook hoe oud vragen zijn als ‘hoeveel ruimte krijgt de fiets?’, ‘waar hoort de fiets?’, ‘wie zijn de fietsers?’ en ‘wat voor gevaar vormen ze voor de stad?’”
Vicieuze cirkel
Die vragen zijn nu misschien wel actueler dan ooit, zegt hij. „Dit is hét moment om over mobiliteit in New York na te denken. We worden bedreigd door klimaatverandering, de metro is overvol, de straten staan vol vaststaand verkeer.”
De fiets hoort onderdeel te zijn van het debat, vindt Fiss. „New York is ideaal om door te fietsen. De straten zijn breed en bijna overal vlak.”
Maar om meer mensen op de fiets te krijgen, dient fietsen eerst veiliger te worden. „Al 200 jaar is angst de grootste belemmering voor fietsers, of dat nou was om van zo’n enorm rijwiel uit de beginjaren te vallen of om in 2019 door een SUV te worden geschept.”
Nu zijn drie op de vier fietsers in New York mannen, jonger dan 40, blank, relatief fit en doorgaans bemiddeld – zeker als fietskoeriers en pizzabezorgers buiten beschouwing blijven. Dat komt volgens fietsactivist Doug Gordon, maker van podcast The war on cars, doordat fietsen voor velen nog te gevaarlijk voelt. Daarvoor geeft hij, opmerkelijk genoeg, het stadsbestuur onder Bloomberg de schuld. „Ik ben ze dankbaar dat ze de fiets een plek in het verkeer hebben gegeven, maar ik wou dat ze het anders hadden uitgevoerd.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/06/data46087997-9ee2a3.jpg|//images.nrc.nl/nlF2YwgzsQ9VxJNcJr23GaMg4yM=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/06/data46087997-9ee2a3.jpg)
Een lid van een Mexicaanse fietsclub in New York (2007). Foto Carlos Álvarez-Montero
Hij doelt op de vele onbeschermde fietspaden, fietspaden die opeens ophouden, fietspaden die dan weer links, dan weer rechts op de weg zijn aangelegd. „Dat maakt fietsen onnodig gevaarlijk. En dan kom je in een vicieuze cirkel: voornamelijk jonge mannen fietsen, die zich door het slechte ontwerp van de straten vaak laten verleiden tot overtredingen; dat geeft fietsers een slechte naam en creëert het gevoel dat fietsen niet iets is voor kinderen, zelfs niet voor moeders, en al helemaal niet voor ouderen.”
Onder De Blasio is de opkomst van de fiets gestagneerd. Hij heeft volgens Gordon een „windshield perspective” – hij bekijkt de stad door de voorruit van een auto. „Hij begrijpt niet dat je op de fiets de kinderen naar school kunt brengen en boodschappen doen.” Dat geldt voor veel New Yorkers, zegt Gordon. „Maar van een zichzelf progressief noemende burgemeester zou je meer visie verwachten.”