De plannen van het kabinet voor een CO2-belasting kunnen de uitstoot van CO2 fors verminderen. De kans is klein dat industriebedrijven door de heffing hun productie naar het buitenland verplaatsen. Dat risico is groter bij alternatieven van GroenLinks en PvdA.
Die conclusies trekken het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB) na een doorrekening van vier varianten van de belasting die het kabinet indiende. De doorrekening van de planbureaus is een opsteker voor het kabinet en brengt een nationale CO2-heffing, die boven op de al bestaande Europese heffing (ETS) komt, dichterbij.
De planbureaus zien grotere effecten op de industrie bij de alternatieven van de linkse oppositiepartijen GroenLinks en PvdA. Zij zorgen voor een grotere afname van de uitstoot, maar de kans op verplaatsing van productie naar het buitenland is groter, schrijven de planbureaus, die de doorrekeningen van de verschillende voorgestelde heffingen van kabinet en oppositie in één keer publiceerden. Daardoor duikt de uitstoot gedeeltelijk elders op en wordt een deel van de milieuwinst „in het buitenland tenietgedaan”.
Royale subsidie
Het verschil tussen de voorstellen van het kabinet en de oppositiepartijen zit vooral in de omvang van de heffing. PvdA en GroenLinks stellen forse heffingen voor, variërend van 45 tot 100 euro per ton CO2 over (vrijwel) de hele uitstoot van industriebedrijven.
Het kabinet heft met name belasting op dat deel van de uitstoot dat moet verdwijnen: van het kabinet moet de industrie 14,3 miljoen ton CO2 minder uitstoten in 2030.
De planbureaus gaan ervan uit dat die ‘marginale’ heffing van het kabinet niet veel geld oplevert voor de schatkist, omdat bedrijven de heffing vermijden door hun uitstoot te verminderen. De heffing werkt dan als een boete die bedrijven aanzet om hun uitstoot te verminderen. Als het kabinet naast de heffing een royale subsidie invoert, hoeft die heffing niet hoog te zijn om bedrijven die subsidie te laten aanvragen. Als de subsidie minder royaal is wel.
In een van de varianten van het kabinet komt er naast die marginale ‘tonnenheffing’ een lage, vlakke heffing van 5 euro per ton CO2 over de hele uitstoot. De opbrengst geeft het kabinet terug aan de industrie in de vorm van subsidies. Met name die variant verkleint het risico op „weglek” van productie en uitstoot naar het buitenland, volgens het PBL, omdat het kabinet zo voldoende geld ophaalt voor het subsidiëren van schone technologie in de industrie.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/05/data44801039-9960ba.jpg)
Het kabinet wil een „verstandige” heffing invoeren die bedrijven niet wegjaagt en waarmee de klimaatdoelen wel worden gehaald, zei premier Rutte half maart. Dat kan als de belasting gepaard gaat met voldoende subsidies voor de onrendabele investeringen die bedrijven in fabrieken moeten doen om hun uitstoot te verminderen, volgens het PBL. Bij de plannen van het kabinet is er wel een risico dat bedrijven die het goedkoopst hun uitstoot kunnen reduceren meer subsidie krijgen dan ze nodig hebben.
Lasten huishoudens
Een ander verschil tussen de heffingen van de oppositiepartijen en het kabinet is dat PvdA en GroenLinks de opbrengst van hun heffing deels gebruiken om de lasten van huishoudens te verlichten. Verrassend genoeg betekent dat volgens het CPB niet dat de inkomenseffecten voor huishoudens uiteindelijk gunstiger zijn. Het CPB gaat er namelijk vanuit dat bedrijven 80 procent van hun lastenverzwaringen afwentelen op burgers in de vorm van hogere prijzen of lagere lonen.
Naast een CO2-heffing kondigde premier Rutte half maart ook een verschuiving van de energiebelasting aan van huishoudens naar bedrijven.
Volgens het CPB verlicht het kabinet zo de lasten voor gezinnen met 600 tot 700 miljoen euro ten opzichte van het concept-klimaatakkoord van eind vorig jaar. Bedrijven krijgen door de verandering van de energiebelasting een lastenverhoging van 400 miljoen euro.
De nieuwe plannen van het kabinet pakken iets gunstiger uit voor een doorsnee huishouden dan het ontwerp-klimaatakkoord. In 2030 daalt het inkomen door al het bestaande en nieuwe klimaatbeleid niet meer met 1,5 procent maar met 1,4 procent.