Opeengepakt op een losgeraakt stuk houten vloer staan de personages uit Tsjechovs De Kersentuin (1904) bijeen. Rondom hen is het beklemmend leeg. Zo ensceneert de Britse regisseur Simon McBurney Tsjechovs toneelstuk over de teloorgang van een bloeiende kersentuin en het landgoed. De voorstelling voor Internationaal Theater Amsterdam kent een losse, soms chaotische structuur, die voor geweldige scènes zorgt maar als geheel ook teleurstelt. McBurney plaatst de handeling in de jaren zeventig, met als soundtrack Creedence Clearwater Revival, The Velvet Underground en ‘All Along The Watchtower’ door Jimi Hendrix. Die muziek spoort Chris Nietvelt als de verarmde weduwe Amanda en Gijs Scholten van Aschat als de kwade genius die de tuin opkoopt aan tot knappe acteerprestaties.
De voorstelling begint en eindigt in de kinderkamer van vroeger, waar onzichtbare deuren keihard dichtslaan als om aan te geven dat de band met het verleden voorgoed is afgesloten. Nietvelt is een schitterende tragedienne die weent om de tijd die voorbij is en de ogen sluit voor de nieuwe tijd. Scholten van Aschat personifieert de sociale veranderingen: de kersenbomen worden omgehakt en er komen vakantiehuisjes. Hij is weergaloos in zijn ongeduld en ongenaakbaar voor elke nostalgie. Tegen de achtergrond verschijnen beelden van Parijs, waar de weduwe haar geld verbraste, van weelderige bomen en ook van een desolaat landschap met kerncentrale. Een duidelijke verwijzing naar het einde der tijden, dat deze Kersentuin óók verbeeldt. Dat lezen we af aan het slot: de personages staan los van elkaar in hard wit licht, als ijzige beelden.
Mooi is dat McBurney cruciale aandacht geeft aan Amanda’s zoontje, dat bij de tuin is verdronken: in de leegte achter de vlonder verschijnt hij opeens als een droombeeld, lieve woordjes tegen zijn mama fluisterend. Hiermee verduidelijkt de regie de tragische paradox van het stuk: Amanda houdt van de tuin maar haar kind is er doodgegaan. Treurnis schuilt ook in de rol van Clara door Janni Goslinga: zij hoopt vergeefs op een huwelijk. Goslinga acteert dat besef met betraande ogen.
Ondanks de verhevigde regie met nadrukkelijke accenten, zoals de snerpende zagen in de boomstammen, weet McBurney ensemble noch uitvoering tot eenheid te smeden. Het lijkt of de acteurs veel mochten improviseren, zonder dat daarin een strakke lijn is aangebracht. De voorstelling dwingt wel tot nadenken over hoe rauw of juist poëtisch je Tsjechov moet spelen. Deze versie toont de hunkerende personages met soms ongepolijste humor, bijvoorbeeld Steven Van Watermeulen als de nietsnutte Boris. Als Hugo Koolschijn als bediende Firs liggend op de grond de laatste woorden uitspreekt over het leven dat voorbij is gegaan, is Tsjechovs tekst ondanks alles onverwoestbaar.