Opinie

AIVD, laat de journalist met rust

Journalistieke integriteit Journalisten die bijklussen als informant brengen de journalistiek èn hun collega’s in gevaar, schrijft .
Illustratie Hajo

Begin deze eeuw was ik op reportage in Jemen. De artikelen waarmee ik thuis kwam beschreven een prachtig land vol lieve mensen in een decor van oneindige vergezichten. Maar ook een situatie die moeilijk voort kon duren, want Jemen lag ook toen al aan een infuus. Goed, we weten hoe het Jemen verging.

Je kunt je voorstellen dat een inlichtingendienst als de AIVD daar meer over te weten wil komen. Ene meneer M. meldde zich bij mij. Hij wilde wat praten, even koffie drinken.

Het verzoek was inlichtingen te verzamelen, ten behoeve van ons aller veiligheid. Ik kon beginnen met een algemeen verhaal over wat ik daar zag, wie ik er sprak en wat ik er van dacht. Het zou heel redelijk betalen, beter dan de krant! Daarna zouden we wel verder zien.

Een algemeen verhaal wilde ik wel schrijven, antwoordde ik, maar dan zou ik datzelfde verhaal ook publiceren, dat is immers de raison d’être van een journalist: informatie verzamelen, dat inzichtelijk rangschikken en aan iedereen vertellen. Maar dan had ik de bedoeling niet helemaal begrepen, zei de meneer, die ik nog wel de koffie liet betalen.

Het was onbehaaglijk kort na de moord op Daniel Pearl, een journalist vermoord in Pakistan, de daders verweten hem spionage. Ongeveer een decennium later zagen we journalisten in oranje pakken onthoofd worden. Ze zouden spionnen zijn.

Controleerbaar, verifieerbaar, corrigeerbaar

Als journalist maak je een lichte vorm van wantrouwen vaak genoeg mee. Pas als je kunt uitleggen en liefst aantonen dat je een gedegen journalist bent, gaan de lippen los. Dat wantrouwen is helaas gestoeld op de praktijk dat sommige journalisten inderdaad spion zijn, zo toonde de werkelijkheid onlangs weer eens aan. Expert inlichtingendiensten Roger Vleugels beweerde in Trouw zelfs dat in Nederland alleen al tientallen journalisten samenwerken met de AIVD, een schatting die hij nooit heeft kunnen staven en die NRC onlangs nog als ongefundeerd factcheckte.

Een bescheidener schatting zou ik nochtans wel geneigd zijn te geloven, want het is aantrekkelijk: je doet het terloops, naast je journalistieke werk en verdient er een extraatje, misschien zelfs wel een veelvoud mee. En zeg nou zelf, er bestaat een belangrijke overeenkomst tussen de informant en de journalist: beiden verzamelen informatie voor de goede zaak!

Lees ook: ‘AIVD bracht misdaadjournalist Bas van Hout in gevaar’

Belangrijker is het verschil, namelijk dat journalisten hun inlichtingen zo afgewogen mogelijk verzamelen, wederhoor zoeken en de resultaten van hun bevindingen (en in toenemende mate: methode en bronnen) publiek maken.

Daarmee is zowel de journalist als zijn werk controleerbaar, verifieerbaar en corrigeerbaar. Spionnen daarentegen opereren in het geheim; niemand weet wat ze doen, waar ze gaan, wie ze spreken en al helemaal: wat ze daarvan rapporteren. Rapporten op grond waarvan besluiten vallen met grote gevolgen, neem de massavernietigingswapens in Irak. Was die informatie op die gedegen, verifieerbare manier verzameld, dan was de kans groot geweest dat die massavernietigingswapens de headlines nooit hadden gehaald. Nu kwam de informatie van onnavolgbare spionnen, ging het de duistere holen van inlichtingendiensten met hun eigen prioriteiten in. Afijn, we kennen de afloop.

Zo’n gedragscode zorgt wellicht voor herstel van vertrouwen in de journalist

Al vaker wilde ik dit stukje schrijven, maar het is een dilemma, want voer voor wantrouwen, als je uit de eerste hand vertelt dat journalisten worden benaderd. Nu het debat toch weer woedt, is het tijd voor mijn bescheiden duit in het zakje: ik vind het onverstandig en onethisch als inlichtingendiensten de journalistiek misbruiken.

En ik vind het onverstandig en allerminst collegiaal als journalisten zich voor het inlichtingendienstenkarretje laten spannen. In beide gevallen brengt het de journalistiek in diskrediet en bemoeilijkt het aldus de uitoefening van het vak. Journalisten die bijklussen als informant brengen er vooral ook hun collega’s mee in gevaar, zelfs in levensgevaar. Kortom: onwenselijk.

Laat de journalist met rust

Je hebt kranten die hun reispagina’s laten sponsoren; ik zie daar een parallelletje. Je hebt namelijk ook kranten die van hun (reis)journalisten expliciet verlangen zich op geen enkele manier door derden te laten sponsoren, weet ik uit eigen ervaring, omdat het de betrouwbaarheid van de reportages niet ten goede komt. Vermoedelijk kent menig journalist niet meer precies de journalistieke grenzen. Daar ligt wellicht een oplossing: het hun gewoon vertellen.

In algemene zin staat er wel het een en ander in redactiestatuten, maar als in een gedragscode expliciet staat geschreven, als de journalist bij in dienst treden te horen krijgt, als met name ook freelancers gevraagd wordt op geen enkele manier samen te werken met inlichtingendiensten, dan zal de journalist ervoor terugschrikken, mocht die toch benaderd worden. Zo’n gedragscode zorgt wellicht voor herstel van vertrouwen in de journalist, net zoals een ‘no-sponsor verklaring’ dat doet bij het lezen van reispagina’s.

Inlichtingendiensten kunnen dan volstaan met functionarissen waarvan we toch al weten dat ze informant kunnen zijn; politici, diplomaten, velerlei soorten ambtenaren, die weten allemaal heel veel. Aangevuld met rapporten van denktanks, wetenschappers en deskundigen, en ook met de afgewogen reportages van journalisten. Streef naar een journalistieke manier van informatieverzameling, maar laat de journalisten alsjeblieft met rust.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.