Op 8 december vorig jaar publiceerde columniste Rosanne Hertzberger in de Zaterdag-editie van deze krant een behartenswaardige column over wetenschap. Aan de hand van persoonlijke ervaringen betoogde ze daarin dat we te veel vertrouwen hebben in de wetenschap, ‘een nogal bewerkelijke methode […] die bovendien uiterst buigzaam is en kan worden ingezet om een regenboog aan verschillende overtuigingen, argumenten en betogen kracht bij te zetten.’
Volkomen terecht voerde ze aan dat op sommige terreinen wetenschappelijk onderzoek slecht repliceerbaar blijkt te zijn, dat negatieve resultaten en mislukkingen maar al te vaak ongenoemd blijven, en dat lang niet alle metingen worden gepubliceerd: ‘Maar het is het beste wat we hebben.’ Punt gemaakt, in iets meer dan zeshonderd woorden.
Onlangs verscheen van haar hand Het grote niets, waarin ze het bovenstaande nóg eens uiteenzet, maar dan in tachtig pagina’s. Wat een verschil! Want in plaats van een kraakheldere column ligt er nu een warrig en lang uitgesponnen betoog over meditatie en mindfulness en het (vaak aan alle kanten rammelende) onderzoek naar de effecten daarvan op de mens. Zo tuigt ze haar stropop op, die ze vervolgens onderuit haalt als karakteristiek voor wat er in de wetenschap allemaal mis is, om vervolgens (opnieuw) te concluderen dat het verkeerd is al te veel vertrouwen te hebben in de wetenschap.
Nobelprijs verliezen
Wat Hertzberger beweert is ook verre van nieuw. Wetenschapshistorici komen al jarenlang met voorbeelden van wetenschappers die data masseren, onwelgevallige resultaten weglaten, enzovoorts. Binnenkort is het precies honderd jaar geleden dat de Britse natuurkundige Arthur Eddington tijdens een zonsverduistering aantoonde dat licht werd afgebogen door de zwaartekracht in overeenstemming met Einsteins relativiteitstheorie. Heel de wereld sprak erover en Einstein was van de ene dag op de andere een beroemdheid. Jaren later werd echter duidelijk dat Eddington om zijn bewijs te kunnen leveren eerst een aantal metingen onder het tapijt had moeten vegen die niet klopten met Einsteins theorie.
Tegenwoordig zijn tal van gelijksoortige verhalen bekend waarin zeker niet de minste wetenschappers een op zijn zachtst gezegd een bedenkelijke rol speelden. Een recent voorbeeld daarvan komt uit het boek Losing the Nobel Prize van Brian Keating. Met veel fanfare verkondigden hij en zijn collega’s in 2014 dat ze cruciaal bewijs hadden vergaard voor het precieze verloop van de Big Bang. De media waren er vol van en een ticket naar Stockholm leek klaar te liggen, totdat een concurrerende groep aantoonde dat ze het effect van stof in de ruimte al dan niet bewust hadden onderschat. Weg effect, weg Nobelprijs.
Maar zo gaat het nu eenmaal: met vallen en opstaan, twee stappen vooruit en eentje achteruit, precies zoals Hertzberger betoogde in haar column. Het is het beste wat we hebben. Maar dat is geen reden om het vertrouwen in het zelfreinigend vermogen van het wetenschappelijk bedrijf te verliezen. Daar kan al het onderzoek naar mindfulness en meditatie, hoe slecht uitgevoerd ook, niets aan afdoen.