Het Syrië-conflict staat ook wel bekend als de eerste YouTube-oorlog. De hoeveelheid filmpjes van bombardementen, mogelijke oorlogsmisdaden en gevechten op de site is overweldigend. „Er zijn meer uren beeldmateriaal van de oorlog in Syrië dan het aantal uren dat de oorlog duurt”, zei Justin Kosslyn, een leidinggevende van YouTube’s moederbedrijf Google, vorig jaar tegen journalisten.
Toch is veel van het materiaal dat activisten en burgers maken niet goed bruikbaar als bewijs voor internationale oorlogstribunalen. „Ik heb te veel activisten gezien die ongehoorde risico’s namen, aangespoord door het idee dat alles wat ze verzamelen ooit als bewijs zal dienen in de rechtszaal. Maar onze ervaring is anders”, zegt Nerma Jelasic van de Commission for International Justice and Accountability (CIJA), een in San Francisco gevestigde organisatie die in Syrië bewijsmateriaal verzamelt voor toekomstige rechtszaken.
Vaak is de herkomst van het materiaal op YouTube en andere sociale media onduidelijk. Daarbij is YouTube een commerciële site die ook geregeld video’s verwijdert, en geen gedegen archief.
Massagraf
Een aantal organisaties is in het gat gesprongen met gespecialiseerde apps die mogelijke oorlogsmisdaden vastleggen, vooral met het oog op strafrechtelijke vervolging. Dergelijke apps zullen nooit YouTube kunnen vervangen vanwege de populariteit, toegankelijkheid en capaciteit van die site. Ze kunnen wel de bruikbaarheid van beeldmateriaal vergroten.
In 2015 lanceerde the International Bar Association in Londen haarEyewitness to atrocity-app. De app heeft intussen een rol gespeeld bij een veroordeling, afgelopen september in Congo. In de zaak tegen twee militieleiders had de aanklager video- en fotomateriaal van een massagraf, gemaakt met eyeWitness, gepresenteerd als bewijs.
Wendy Betts van eyeWitness zegt dat de applicatie drie belangrijke dingen doet. Die registreert heel precies waar en wanneer het materiaal is genomen zonder dat gebruikers die informatie kunnen veranderen. Daarnaast kunnen beelden niet bewerkt worden. Ten slotte zorgt de app dat de informatie versleuteld op zowel het toestel van de gebruiker als op een beveiligde server wordt opgeslagen, voordat die doorgestuurd kan worden.
Kloof dichten
Het zorgt voor inzicht in de vraag wie het bewijs in handen heeft gehad en wat er precies mee is gebeurd. Zo kunnen rechters nagaan waar en wanneer beelden zijn gemaakt, en of ermee geknoeid is.
De app is ook veilig voor gebruikers. Zo is niet te zien dat het programma op iemands telefoon staat, wat wel zo handig is tijdens politiecontroles. Ook worden de beelden automatisch opgeslagen op een beveiligde server zodra er een internetverbinding is. Daarna kunnen ze gewist worden op de telefoon.
„Wij willen de kloof dichten tussen de mensen ter plaatse die bewijs verzamelen en de instellingen die kunnen handelen op basis van dat bewijs”, zegt Betts. Iedereen kan eyeWitness downloaden en gebruiken, maar Betts werkt het liefst met organisaties die al systematisch proberen mogelijke misdaden vast te leggen. Die krijgen ook training in het gebruik van de app. EyeWitness zegt meer dan 25 partnerorganisaties te hebben, maar wil omwille van de veiligheid niet zeggen waar die opereren. In Congo en Oekraïne zitten organisaties die zelf zeggen dat ze de app gebruiken.
Het Internationaal Strafhof in Den Haag zette in 2017 een eerste stap naar het gebruik van sociale media als bewijsmateriaal in een strafzaak. Het hof vaardigde een arrestatiebevel uit tegen de Libische commandant Mahmoud al-Werfalli op verdenking van moord als oorlogsmisdaad. Dit op basis van filmpjes op Facebook en andere sociale media waarin het erop lijkt dat de commandant gevangenen neerschiet en vuurpelotons executies laat uitvoeren. Veel zal afhangen van hoe deze zaak zich ontwikkelt als al-Werfalli ooit uitgeleverd wordt.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/03/data43158824-c9b5f9.jpg)
Trekker overgehaald
Al-Werfalli zou zelf de trekker hebben overgehaald, en daarmee zijn de video’s sterk bewijsmateriaal. Maar zeker voor de grootste internationale rechtszaken hangt veel af van zogenoemd linkage evidence, documenten of personen die een direct verband kunnen leggen tussen de gepleegde misdaden en de functionarissen die veelal ver weg van het strijdtoneel blijven.
Wat een internationaal tribunaal harder nodig heeft dan een filmpje van een moordpartij is een getuige die kan bewijzen dat een bepaalde regerings- of legerleider opdracht gaf tot de misdaad.
Ook is de vraag of de rechters in internationale gerechtshoven wel kunnen omgaan met de nieuwe technologie. „Rechtbanken zijn ouderwets en rechters zien graag het soort bewijsmateriaal dat ze al eerder gezien hebben”, aldus internationaal strafrechtadvocaat Wayne Jordash. Hij gelooft niet dat het internationaal recht voorop zal lopen in het toelaten van nieuwe technologie.
Jordash heeft zelf ook net een app gelanceerd. De BIS app moet mensen die bewijs verzamelen helpen ervoor te zorgen dat hun onderzoek aan de basale juridische standaarden voldoet. Te vaak heeft hij mensen bewijs zien verzamelen dat niet voldeed aan de normen. „Onze Basic Investigative Standards app wil mensen uitleggen: ‘dit soort dingen moet je vastleggen, hier moet je op letten’. En ook: ‘neem niet te veel risico’”, zegt advocaat Jordash.
Terwijl eyeWitness en BIS zich voornamelijk richten op het verzamelen van bewijs, werkt Celine Bardet van de organisatie We are not Weapons of War aan haar eigen app, Backup geheten. Deze moet slachtoffers van seksueel geweld in oorlogstijd ondersteunen. De app is oorspronkelijk bedoeld om te zien waar slachtoffers zich bevinden en om ze discreet in contact te brengen met professionele hulpverleners in eigen land. Maar tijdens de testfase bleek dat slachtoffers vooral gebruikmaakten van de mogelijkheid de details van het misbruik online aan te geven.
Slachtoffers zeiden het makkelijker te vinden hun verhaal te doen op het elektronische platform dan het aan iemand te vertellen die tegenover hen zat”, zegt Bardet. BackUp circuleert al in Libië en de data worden gebruikt in een lopend onderzoek van het oorlogsmisdadenteam van het Franse openbaar ministerie.
Hippe projecten
Bardet, Betts en Jordash geloven alledrie dat nieuwe technologie kansen biedt, maar benadrukken dat het succes uiteindelijk afhangt van de gebruikers. Zij werken nauw samen met lokale organisaties, geven trainingen in het gebruik van hun systeem en proberen zo voor elk land een eigen ondersteuningsstructuur op te bouwen.
Donoren geven graag geld aan hippe projecten die big data en apps gebruiken om slachtoffers te helpen zichzelf te helpen. Het is de vraag of ze, na de eenmalige ontwikkelingskosten, ook de benodigde financiële steun op de langere termijn willen bieden.
Ook samenwerking tussen de verschillende initiatieven blijft een probleem. „Er is zoveel onderlinge competitie”, zegt Hope Rikkelman van het Syria Legal Network, dat Syrische advocaten en mensenrechtenactivisten in Nederland steunt. „Straks hebben we dan verschillende servers waar verschillende soorten informatie op staat, die op verschillende manieren is gedocumenteerd”, verklaart ze.
Eigenlijk zou iedereen moeten samenwerken aan een universele manier om bewijs te verzamelen en bewaren, dat maakt de informatie veel makkelijker te gebruiken in toekomstige rechtszaken, aldus Hope Rikkelman.