Omstreeks middernacht keerden we terug van een familiereünie in België, waar af en toe minstens zo goed, of zo slecht, gezongen werd als op het gemiddelde Eurovisie Songfestival. Moesten we nog even kijken naar de uitslag van het Songfestival in Israël? De nieuwsgierigheid won het van de vermoeidheid.
Daarmee belandden we in het enige deel van het Songfestival dat altijd de moeite waard is: de telling van de stemmen. Eerst de vakjury’s, dan de kijkers thuis. Wat daarvóór drie uur lang gebeurt is eigenlijk bijzaak: het is het soort geluidsoverlast waarvoor je de politie zou waarschuwen als het door je buren werd veroorzaakt.
Pas écht leuk wordt het als de puntenvoorlezers aan het woord komen. Zij laten goed merken dat zij zich een jaar lang grondig op hun taak hebben voorbereid. De ene komt nog origineler uit de hoek dan de andere. Er wordt geknipoogd, gekird, geslijmd en eventueel gejodeld dat het een lieve lust is. Tussendoor zijn er shots van de artiesten die elke keer ontploffen van extase of wanhoop al naargelang de score die voor hen is uitgebracht.
Zaterdagnacht liep zelfs bij mij de spanning op toen Duncan Laurence toch nog een kans leek te maken. De patriot in mij wil graag behaagd worden. We zijn een klein landje en we moeten onze weinige triomfen koesteren als dierbare kinderen. Met Ajax was het weer net niet gelukt – dan maar met het Songfestival.
Ik gunde het Laurence ook wel, het leek me een sympathieke jongen, sympathieker in ieder geval dan de hyperijdele Waylon, die het Songfestival vorig jaar al had kunnen winnen als hij niet zo’n slecht liedje had uitgekozen. Waylon is de betere zanger, Duncan heeft de betere smaak. Maar toch: is ‘Arcade’ wel zo’n goede song als de commentatoren en de kiezende kijkers ons wilden doen geloven?
Voor mij is het eerder een poging tot een goede song; dat is overigens al een hele verdienste voor een deelnemer aan het Songfestival. ‘Arcade’ heeft de ingrediënten van een gloedvolle hit – een sobere intro snel opklimmend naar een extatisch, pakkend refrein – maar ik heb moeite met de huilerigheid van zijn falset. Soms kan ik zo’n stem waarderen, zoals bij de leadzangeres van de Amerikaanse band Antony and the Johnsons, Anohni, maar de stem van Laurence klinkt zwakker, klaaglijker, doet denken aan het effectbejag van een zanger als James Blake, naar wie Laurence goed geluisterd lijkt te hebben.
En wat doen we met de tekst van ‘Arcade’? Mijn advies: vooral niet in het Nederlands vertalen. Voor mijn (taal)gevoel kun je beter zingen: ‘Ooh, ooh, all I know, all I know/ loving you is a losing game’ dan ‘Oh oh, Ik weet alleen/ van jou houden is een verloren spel.’
De Songfestivalduiders hebben hoog opgegeven van deze tekst, het zou om een ‘bijzonder verhaal’ gaan. Maar dat verhaal komt mij nogal bekend voor: het gaat om een dorpsjongen die met een gebroken hart zit, dat niet meer te repareren valt en die achteraf beseft dat het vanaf het begin een vergeefse liefde was waaraan hij helaas verslaafd was geraakt.
Het klinkt in het Engels allemaal redelijk poëtisch, maar ik vraag me af of er veel verschil is met deze regels uit ‘Eenzame Kerst’ van André Hazes: ‘Ik voel mij als een kerstboom zonder piek/ Ik voel me zo alleen, waar moet ik straks toch heen/ In gedachten hoor ik kerstmuziek’.