Een paar maanden geleden werd ik gebeld door een plastisch chirurg, of ik iets wilde schrijven over vrouwen met een schaamlipcorrectie. Over wat hen drijft, wat hun verdriet is, of ze blij zijn met of veranderd zijn door hun nieuwe onderwereld. Volgens hem ontbrak het gelaagde verhaal in de media. „Het enige verhaal”, zei hij, „is dat genitale plastische chirurgie fout is.” Veel vrouwen, ook die het om ‘medische redenen’ hadden gedaan, zouden daardoor met niemand over hun operatie durven praten.
Ik zei hem dat ik hiervoor niet de juiste kandidaat was; ik dacht eigenlijk precies zo over het onderwerp. Het was snijden in gezond vlees. Onnodig. Het resultaat van geïnternaliseerde schoonheids- en porno-idealen. Walgelijk. Westerse verminking. Waarom een medische schaamlipcorrectie dan zo verschilde van een borstverkleining vanwege rugklachten door te grote borsten, of een ooglidcorrectie vanwege hangende oogleden, daar had ik geen antwoord op. En ook niet waarom genderoperaties eigenlijk zo anders waren. Toch bleef ik bij mijn standpunt.
Ik kon die mening ook makkelijk hebben; een schaamlipcorrectie was een ver-van-mijn-bedshow. Het was iets wat in ‘andere kringen’ gebeurde, of in de Verenigde Staten. Ik zei tegen de chirurg dat ik erover zou nadenken.
Ik bedacht me dat ik dit verhaal niet eens zou dúrven schrijven. In mijn omgeving is een schaamlipcorrectie gewoon onbespreekbaar.
Alleen voor haarzelf?
Een maand later werd ik getest. Als ik een goede vriendin van vroeger vertel over het gesprek met de chirurg, moet ze iets „opbiechten”, zegt ze tegen me. Opbiechten, ja. Zij had een jaar geleden haar schaamlippen laten verkleinen.
„Jij?”, riep ik verbaasd uit. Hè? Hoe erg hadden ze er dan bij gehangen?
Zo erg was het niet, vertelde ze. Het deed soms wel zeer, als ze een strakke broek droeg bijvoorbeeld. Of tijdens het fietsen. Maar ze was er vooral van jongs af aan onzeker over geweest. Haar bedpartners hadden er ook geen last van, en bij vrouwelijke bedpartners had zij ook nooit een oordeel over hún schaamlippen. Maar ze voelde zich niet vrij: haar schaamlippen pasten niet bij haar zelfbeeld. Ze had het „echt voor zichzelf gedaan”.
De ingreep was lichamelijk het meest pijnlijke wat ze ooit had ervaren, maar ook de beste beslissing ooit, besloot ze.
Ik heb mijn mond toen gehouden, maar in mijn hoofd schreeuwde het oordeel. Alleen voor haarzelf? Waarom zou je het voor jezelf doen als je er, zoals de vriendin zei, fysiek weinig last van hebt? Dan was het toch om een geiler, perfecter object te worden in andermans ogen. Ik wilde het zien, de before- en after-foto’s, het bewijs dat het verantwoord, écht nodig was geweest. Of eigenlijk: zo nodig dat ík er niet aan hoefde te beginnen.
Die seksistische klootzak bleek ook in mij te zitten. Het was best moeilijk om naar de vrouwen te luisteren zónder te oordelen
Want onder dat eerste oordeel zat natuurlijk een angst: als zij de perfecte schaamlippen heeft, als die mogelijkheid er is, moest ik dan ook perfect zijn? Alsof het ineens een competitie was. Haar ‘biecht’ spiegelde een stil verlangen bij mezelf dat ik uiterst irritant vond: mijn verlangen naar volmaaktheid. De knapste te zijn. Weerhoudt me dat om echt te luisteren naar vrouwen ‘die snijden in hun gezonde vlees’? Waar was mijn oordeel eigenlijk op gebaseerd? En waarom moest ik überhaupt wat vinden van andermans lichaam?
Ik besloot tóch wel in contact te komen met ‘die vrouwen’ – alsof ik over ze dacht als een exotisch soort. Om hun verlangen naar een schaamlipverkleining te begrijpen. Het wordt overigens steeds minder exotisch: uit een onderzoek van de International Society of Aesthetic Plastic Surgery in 106 landen bleek dat het aantal schaamlipcorrecties in 2016 wereldwijd met 45 procent was toegenomen ten opzichte van een jaar daarvoor. Zo’n stijging is in Nederland volgens de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie niet aan de hand. Volgens onderzoek van seksuoloog Ellen Laan leidt goede educatie over hoe een vulva eruit kan zien wel tot minder operaties, omdat veel vrouwen (en mannen) niet op de hoogte zijn van het brede assortiment aan vulva’s.
Niet gewend om complimentjes te geven
Ongemak omtrent de ‘poenani’ heerst sowieso: we weten niet eens hoe het vrouwelijk geslachtsorgaan te benoemen. Een half jaar geleden organiseerde NPO Radio 2 een wedstrijd voor een nieuwe naam (het woord ‘poenie’ won).
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/01/data40661806-94bf62.jpg)
„Wat heb je een mooie kut klinkt ook gewoon vreemd”, beaamde een vriend toen we het er met een groepje ‘vrije’ vrienden over hadden. Vagina was volgens hem weer zo medisch. Hij zei ook niet: ‘wat heb je een mooie vagina zeg’. Na alle opties te hebben geprobeerd, kwamen we tot de conclusie dat het misschien niet aan het woord lag – hoe speels/geil/niet-medisch klinkt pik of piemel nou eigenlijk? – maar aan de context. We waren blijkbaar niet gewend om een complimentje te maken over iemands kut/vulva/voorbips. In tegenstelling tot de pik: die noemden we wél mooi. Dik. Groot. In principe waren het dezelfde apparaten, maar hoe je iemands grote clitoris complimenteerde, wisten we niet. In stilte bedacht ik dat ik die van mij eigenlijk ook nooit met ‘mooi’ had omschreven. Niet met die woorden. Eerder functioneel.
De vijf vrouwen die ik sprak over hun schaamlipcorrectie waren allen minstens één keer aangesproken op hun schaamlippen – van vervelend tot terloops. Door de mevrouw van het waxingbedrijf (‘ze zitten wel wat in de weg’) tot aan geliefdes (‘je binnenste schaamlippen zijn aan de grote kant’ of: ‘het ziet er wel anders uit dan bij mijn ex’). Maar toch zei iedere vrouw dat ze de correctie voor zichzelf hebben gedaan. Ook viel me op dat het onderwerp al lang bij iedereen speelde: sinds hun 15de, 16de waren ze dagelijks gefixeerd op hun schaamlippen en wanneer de omgeving dit zou kunnen zien. Tijdens het sporten door een strakke legging heen, of in de zomer in hun bikinibroekje.
„Maar wat als meer vrouwen met een bolletje in hun sport- of zwembroek rondliepen”, durf ik op een bepaald moment te vragen, „zou dat iets veranderen?”
„Misschien wel”, antwoordt Ellen (28), „maar voor mijzelf voelde het gewoon niet goed. Het zat in de weg. En hoe meer ik het voelde in mijn broek, hoe meer ik eraan dacht.”
Feminist, met borstvergroting
Dat is het grappige aan alle verhalen: de vrouwen realiseren zich dat ze beïnvloed zijn door het schoonheidsideaal – ze zijn heus niet gek (misschien had ik dit wel ergens gedacht). „Als ik minder op internet had gekeken”, zegt bijvoorbeeld een jonge vrouw van 22, „ja, dan was het misschien anders geweest”.
Dat doet me denken aan een betoog, gepubliceerd op onlineplatform Vice, waarin Suzie (24) bepleit dat ze ook een feminist kan zijn mét een borstvergroting. Zij schrijft: „Misschien was ik wel nooit op het idee gekomen om mijn lichaam te verfraaien met plastische chirurgie als ik niet was opgegroeid in de jaren negentig, met Pamela Anderson die destijds het heersende schoonheidsideaal was. Misschien had ik me wel nooit gestoord aan de vorm van mijn borsten als de covers van tijdschriften, reclameborden en muziekvideo’s op MTV niet het beeld van het perfecte paar ronde borsten op mijn netvlies hadden gebrand.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/dragend.jpg)
Maar misschien had het allemaal wel helemaal niet uitgemaakt, en had ik er sowieso voor gekozen om plastische chirurgie te ondergaan.” Want haar kleine, puntige borsten pasten niet in háár zelfbeeld – borsten zijn voor haar net als make-up, kleding en nagels een manier om zichzelf creatief uit te drukken. Ze maakt zichzelf ook op als ze gewoon thuis blijft. Ze vindt haar androgyne vriendinnen even mooi, maar bij zichzelf paste het gewoon niet. „Ik zal mijn bh’s niet verbranden en stoppen met mijn lijf te optimaliseren alleen maar om een punt te maken tegenover een paar seksistische klootzakken.”
De neiging om een grens te trekken
Die seksistische klootzak bleek ook in mij te zitten. Het was best moeilijk om naar de vrouwen te luisteren zónder te oordelen. Ik wilde steeds vragen: maar hóé erg was het dan precies? Die neiging om toch een grens te willen trekken: wanneer mag het wel, en wanneer niet? Terwijl ik me misschien beter kon afvragen: passen mijn schaamlippen bij míj? Hoe aardig praat en denk ík eigenlijk over mijn onderwereld? Als ik zelf onzeker ben, kan ik nooit oprecht luisteren naar een ander.
„Dank voor het praten”, eindigde een van de vrouwen ons telefoongesprek. Ze had, behalve met haar vriend, nog nooit over haar operatie gepraat. Zelfs niet met haar beste vriendinnen, bang voor hun oordeel. Als we minder zouden oordelen, zouden we er dan méér over praten, en misschien operaties willen? Of oordeel ik met deze vraag nog steeds? Omdat ik de gedachte ‘minder operaties is beter’ niet kan loslaten. Hoe oordeelloos moet je worden, om de ander te bevrijden?