Topman steeds vaker weg om integriteitskwestie

Bestuursvoorzitters In 2018 ging een op de zes bestuursvoorzitters weg. Vaak was dat gepland, maar ook het aantal gedwongen vertrekken groeit.

Voomalig Nissan-topman Carlos Ghosn
Voomalig Nissan-topman Carlos Ghosn Behrouz MEHRI / AFP

Het aantal topmannen en topvrouwen dat vertrekt vanwege integriteitskwesties is de laatste jaren sterk toegenomen. Vorig jaar was het voor het eerst zelfs de belangrijkste reden voor onvrijwillig afscheid, zo concludeerde advies- en accountantsbureau PwC woensdag in een jaarlijks onderzoek naar veranderingen in de bedrijfstop. Tegenvallende resultaten en ruzie in het bestuur waren andere belangrijke redenen voor een gedwongen afscheid.

PwC baseert zijn conclusies op een rondgang langs de 2.500 grootste beursgenoteerde bedrijven ter wereld. In 2018 gingen daar 438 bestuursvoorzitters weg, meer dan in alle andere jaren dat het bureau zijn onderzoek uitvoerde. In het merendeel van de gevallen ging het om een afscheid dat al was gepland, zo schrijven de onderzoekers. Maar 90 van de topmannen die vorig jaar vertrokken, moesten weg onder dwang.

Bij bijna 40 procent van die gevallen werd een integriteitskwestie opgegeven als verklaring, ondervond PwC. Het gaat dan om schendingen zoals fraude, omkoping en handel met voorkennis, maar ook om eindverantwoordelijkheid voor milieurampen of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Een jaar eerder was dat 30 procent. In 2010 waren integriteitskwesties in slechts 9 procent van de gevallen oorzaak van vertrek.

Verband met #MeToo

In hoeveel gevallen seksuele intimidatie vorig jaar reden was om een topman weg te sturen, kan PwC niet zeggen. Zo specifiek zijn de gegevens niet uitgesplitst, aldus een woordvoerder. Maar volgens Marc Hoogenberg, een partner bij het accountantsbureau die aan het onderzoek meewerkte, lijkt de #MeToo-beweging die in oktober 2017 ontstond wel degelijk van invloed te zijn op het hogere aantal onvrijwillige vertrekken.

Naast toezichthouders, accountants en aandeelhouders ziet Hoogenberg namelijk dat ook de consument, via sociale media, „steeds meer druk uit kan oefenen op bedrijven en daarmee de algemeen geaccepteerde norm kan beïnvloeden”, zegt hij in een toelichting. Dat kan leiden tot het vertrek van een topman omdat die eindverantwoordelijk is voor zijn bedrijf, maar vorig jaar zag Hoogenberg ook „verschillende voorbeelden van omstandigheden die de CEO persoonlijk betreffen”, zoals verwijten van fraude of seksuele intimidatie. „Social media, zoals berichten met #MeToo, spelen een steeds grotere rol.”

Weinig nieuwe topvrouwen

Uit het onderzoek van PwC blijkt ook dat in West-Europa bovengemiddeld veel topmannen en topvrouwen gedwongen moesten vertrekken. In de BRIC-landen – Brazilië, Rusland, India en China – lag dat percentage juist vrij laag. Verdeeld per sector lag het aantal gedwongen vertrekken het hoogst bij grondstoffenbedrijven en in de media en entertainment.

Een andere conclusie uit het onderzoek van PwC, dat nu voor de negentiende keer verschijnt, is dat al die vrijkomende bestuursposities slechts in beperkte mate naar vrouwen gaan. In 2018 was maar 4,9 procent van de nieuwe bestuursvoorzitters vrouw, zo concludeerden de onderzoekers van PwC. Een jaar eerder was dat nog 6 procent.

Vooral in de VS en Canada kwamen er amper nieuwe topvrouwen bij. In Rusland, China en andere opkomende markten lag dat aantal juist hoger dan in voorgaande jaren. Toch ligt de instroom van topvrouwen nog altijd hoger dan op het dieptepunt, tien jaar geleden. In 2008 was slechts 1 procent van de nieuwe bestuursvoorzitters vrouw, zo merkt PwC op.

Aan de gemiddelde leeftijd van een topman of -vrouw is opnieuw niets veranderd: die is nog steeds 53 jaar. De doorsnee bestuursvoorzitter zit zo’n vijf jaar aan het roer. Slechts 19 procent bestuurt langer dan 10 jaar.